Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2330
Zaaknummer
11-044A
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder zou zich door zijn cliënt te makkelijk op sleeptouw hebben laten nemen en een kort geding hebben geëntameerd waarvan het leeuwedeel van de vorderingen feitelijk niet toegewezen kon worden. Ook zou verweerder door zijn cliënt opgestelde teksten hebben overgenomen in zijn dagvaarding. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 11 januari 2012
in de zaak 11-044A
naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
klaagster
tegen:
De heer mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 februari 2011 met kenmerk GK/ER/pdj 0910-903, door de raad ontvangen op 9 februari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2011 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. F.E. de Neef. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief genoemde inventarislijst;
- de op 26 oktober 2011 door verweerder aan de raad toegezonden brief.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster is met haar ex-man, de cliënt van verweerder, verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Tussen partijen is op 27 november 2009 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Namens zijn cliënt is verweerder een kort gedingprocedure gestart ter nakoming van afspraken uit de vaststellings¬overeenkomst, welk kort geding zou plaatsvinden op 19 maart 2010. De vorderingen betroffen onder meer de doorhaling van bepaalde vermeldingen in het Kadaster en het royement van lopende procedures waarin verweerders cliënt eerder werd bijgestaan door mr. X.
2.2 Tussen de advocaat van klaagster en verweerder is vervolgens correspondentie op gang gekomen ter zake van het in de kort gedingdagvaarding gevorderde. Verweerder heeft op 17 maart 2010 enkele vorderingen van zijn cliënt in ingetrokken en gewijzigd, en heeft op 18 maart 2010, één dag voordat de zitting zou plaatsvinden, het kort geding ingetrokken.
2.3 Bij brief met bijlagen van 23 juni 2010 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) klaagster onnodig in een kort geding heeft betrokken, waardoor zij substantiële kosten heeft moeten maken in het kader van haar verweer, door na te laten de feitelijke informatie die hij ten grondslag gelegd heeft aan zijn vorderingen op juistheid en volledigheid te controleren, en op lichtvaardige gronden het kort geding is begonnen;
b) de behandeling van de zaak en de beslissing om het kort geding te beginnen geheel en al aan zijn cliënt heeft overgelaten;
c) de kort gedingdagvaarding niet zelf opgesteld heeft, maar door zijn cliënt opgestelde stukken heeft gebruikt.
4 BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen zullen in het navolgende achtereenvolgens worden behandeld, waarbij onderdelen a) en b) in samenhang worden behandeld.
4.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij. Aldus heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocaten¬tuchtrecht – gehanteerde maatstaf, dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet volgens vaste rechtspraak voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal, en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a) en b)
4.3 Klaagster verwijt verweerder kort gezegd dat hij zich door zijn cliënt te makkelijk op sleeptouw heeft laten nemen en op diens verzoek een kort geding heeft geëntameerd. Uit de correspondentie tussen partijen volgt dat verweerder, daartoe aangespoord door klaagsters advocaat, gaandeweg een aantal vorderingen in het kort geding heeft laten vervallen. Uiteindelijk is het kort geding uiteindelijk helemaal ingetrokken.
4.4 Naar de raad begrijpt had, indien het kort geding was doorgezet, van de verschillende vorderingen in het petitum slechts de vordering rondom de doorhaling van vermeldingen in het Kadaster tot toewijziging kunnen leiden. De overige vorderingen, waaronder die ten aanzien van het royement van beweerde¬lijk lopende procedures, kwamen niet voor toewijziging in aanmerking aangezien die procedures al eerder waren beëindigd en het voor het overige gevorderde zich ook al voordien had verwezenlijkt. Hieruit blijkt dat verweerder ten tijde van de aankondiging van het kort geding aan klaagsters advocaat kennelijk onvoldoende op de hoogte was van de feitelijke stand van zaken die in het geding was.
4.5 De feiten waarop verweerder zich heeft gebaseerd zijn hem echter door zijn cliënt aangedragen en in beginsel mocht hij daarop afgaan. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder zelf kennis droeg van de relevante feiten en daarmee op de hoogte was van het feit dat hetgeen in het kort geding werd gevorderd niet toegewezen zou kunnen worden. Over de procedures waarvan royement werd gevorderd heeft verweerder informatie ingewonnen bij mr. X. Van eerder royement is verweerder toen niet gebleken.
4.6 Na daartoe door de advocaat van klaagster te zijn aangespoord, heeft verweerder het kort geding ingetrokken, zodat uiteindelijk geen zitting heeft plaatsgevonden. Verweerder is daarmee op zijn schreden teruggekeerd. Alhoewel het handelen van verweerder jegens zijn wederpartij niet fraai te noemen is, acht de raad het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.7 Klachtonderdelen a) en b) zijn dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.8 Klaagster verwijt verweerder dat hij door zijn cliënt opgestelde teksten in zijn processtukken heeft gebruikt. Alhoewel dergelijk handelen niet per definitie klachtwaardig is, is in dit geval ook niet feitelijk komen vast te staan dat verweerder werkelijk de teksten van zijn cliënt heeft overgenomen. Het klachtdossier bevat immers zowel de aan de advocaat van klaagster toegezonden conceptdagvaarding (blz. 31 klachtdossier) als de conceptdagvaarding die door verweerders cliënt is opgesteld (blz. 99 klachtdossier). De stukken verschillen inhoudelijk aanmerkelijk van elkaar.
4.9 Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, M.W. Schüller, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl