Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3252

Zaaknummer

12-264Alk

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij wegens het onvoldoende streven naar een minnelijke regeling en het treffen van te zware executie maatregelen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 12-246Alk

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

mr.

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar van 31 augustus 2012 met kenmerk 2012.002-K, door de raad ontvangen op 4 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers zijn betrokken bij de ontvlechting van de samenwerking met hun voormalige partner, de cliënt van verweerder.

1.3 Klagers en de cliënt van verweerder zijn in het kader van een aandelenovername een overeenkomst tot geldlening overeengekomen, die is vastgelegd in een notariële akte. Op grond hiervan waren klagers in privé en hun vennootschappen een bedrag van € 50.000,- aan de cliënt van verweerder verschuldigd. Dit bedrag diende in twee termijnen van ieder         € 25.000,- te worden afgelost. De eerste termijn viel op 30 juni 2011 en de slottermijn op 31 december 2011. Klagers hebben zich beiden als niet-particuliere borg verbonden tot een maximum van ieder € 30.000,-.

1.4 De betaling van de tweede termijn bleef uit. Klagers hebben verweerder bij e-mail van 6 januari 2012 bericht dat zij, in verband met de financiële positie van de onderneming, niet in staat waren tijdig tot betaling over te gaan en verzocht om een uitstel van zes maanden, waarbij is aangeboden een hoger rentepercentage te voldoen, te weten 7% in plaats van de overeengekomen 6%.

1.5 In opdracht van zijn cliënt heeft verweerder incassomaatregelen getroffen. Klagers zijn in privé als borg aangesproken. De incassomaatregelen bestonden onder meer uit het leggen van executoriaal beslag op woningen in privé van klagers. Begin juni is tevens executoriaal beslag gelegd op bankrekeningen van klagers. 

1.6 Eind mei/begin juni 2012 is de slottermijn, vermeerderd met rente en kosten, voldaan en is de kwestie afgewikkeld.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om een minnelijke regeling te bewerkstelligen en om zijn cliënt te weerhouden van de gehanteerde incassomaatregelen, en

b) verweerder te zware incassomaatregelen heeft ingezet.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt dat hij zijn cliënt heeft geadviseerd over de verschillende mogelijkheden en zijn juridische positie. Zijn cliënt heeft vervolgens besloten dat incassomaatregelen moesten worden getroffen. Hij stelt daarnaast dat hij weldegelijk heeft bezien of het treffen van een minnelijke regeling mogelijk was. Het voorstel dat klagers hadden gedaan in de genoemde e-mail van 6 januari 2012, inhoudende een uitstel van betaling van zes maanden tegen een hoger rentepercentage, was voor zijn cliënt echter onvoldoende concreet. Zijn cliënt achtte het noodzakelijk dat in ieder geval een deel van het verschuldigde bedrag zou worden afgelost. Daar voegt verweerder aan toe, dat door klagers niet is te beoordelen of hij zijn cliënt voldoende heeft geadviseerd over het treffen van een minnelijke regeling, nu dit valt binnen de vertrouwelijkheid tussen verweerder en zijn cliënt.

3.2 Verweerder heeft vervolgens, nadat klagers in verzuim waren, in opdracht van zijn cliënt incassomaatregelen genomen, om de verschuldigde gelden veilig te stellen. Omdat niet duidelijk was in hoeverre de bank de executie van de beslagen onroerende zaken werkelijk zou gaan overnemen, wat tot een slepend traject kon leiden, en omdat één van de klagers de nietigheid van de borgstelling had ingeroepen, is begin juni 2012 tevens executoriaal beslag gelegd op bankrekeningen.

3.3 Verweerder stelt dat zijn cliënt daar, juist gelet op de financiële positie van de onderneming die klagers zelf aan de orde hadden gesteld, belang bij had. De executiemaatregelen waren voornamelijk tot klagers als borgen gericht en niet tot de onderneming. Verweerder stelt dat hij op gepaste wijze van zijn bevoegdheden gebruik heeft gemaakt en de belangen van klagers niet heeft geschaad.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt als volgt. Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in de strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijke doel wordt gediend.

4.2 Vast staat dat klagers het verschuldigde bedrag niet tijdig hebben voldaan. De cliënt van verweerder had dan ook het recht om incassomaatregelen te (laten) treffen.

4.3 De voorzitter stelt voorop dat in deze procedure niet kan worden beoordeeld of verweerder zijn cliënt voldoende heeft geadviseerd over het treffen van een minnelijke regeling en het ingaan op het verzoek om uitstel van betaling. Dit overleg en de daarbij horende adviezen vallen onder de vertrouwelijkheid die de relatie van de advocaat met zijn cliënt beheerst. Klachtonderdeel (a) is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond.

4.4 Het was de cliënt van verweerder die heeft besloten de openstaande vordering te incasseren en die verweerder daartoe opdracht heeft gegeven. In het kader van deze procedure kunnen ook de motieven van de cliënt van verweerder om niet in te gaan op het verzoek om uitstel van betaling van klagers en over te gaan tot het nemen van incassomaatregelen niet worden beoordeeld.

4.5 Ter uitvoering van deze opdracht heeft verweerder sommaties verzonden, de borgen aangesproken en beslagen gelegd op twee woonhuizen en later op bankrekeningen. Bij de uitoefening van deze opdracht diende verweerder te handelen binnen de grenzen van de hiervoor omschreven maatstaf. De voorzitter overweegt  dat niet is gebleken dat verweerder bij de uitvoering van deze opdracht de belangen van klagers nodeloos en/of op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Dit geldt ook voor het executoriale beslag dat begin juni 2012 is gelegd op bankrekeningen. De voorzitter acht de toelichting van verweerder op het besluit van zijn cliënt om op dat moment opdracht te geven tot het leggen van executoriaal beslag op bankrekeningen plausibel. Klachtonderdeel (b) is om die reden eveneens kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 17 september 2012.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.