Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2456

Zaaknummer

11-84

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit dienstverlening ongegrond. Dat verweerster ten onrechte de rechtbank heeft laten weten dat partijen volledige overeenstemming hadden over de gevolgen van de echtscheiding is niet gebleken. Klager is niet ontvankelijk in zijn verzoek tot schadevergoeding. Van excessief declareren is niet gebleken.

Uitspraak

11-84

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 15 augustus 2011 heeft mr.R.J.A. Dil, voormalig deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

 klager

 wonende te [plaats]

 tegen:

 verweerster

 advocaat te [plaats]

 

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 31 oktober 2011 waar zowel klager, bijgestaan door de heer [………………], als verweerster zijn verschenen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. A.T. Bolt, J.A. Holsbrink, E.J. Verster en A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier.

2. Verweerster heeft klager in de periode vanaf februari 2010 als advocaat bijgestaan in zijn echtscheidingsprocedure. De klacht van klager bestaat uit de volgende onderdelen:

a. Klager stelt dat verweerster zijn belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. Als gevolg hiervan is hij financieel  benadeeld terwijl zijn ex- echtgenote is bevoordeeld.

b. Verweerster heeft in de bij de rechtbank aanhangige echtscheidingsprocedure de rechtbank in strijd met de waarheid bericht dat partijen volledige overeenstemming hadden bereikt over de gevolgen van de echtscheiding. Als gevolg hiervan heeft de rechtbank een beschikking gewezen waarin de echtscheiding is uitgesproken en de overige gevolgen van de echtscheiding zijn vastgelegd.

c. Klager is als gevolg van de handelwijze van verweerster op onnodig hoge kosten gejaagd en heeft schade geleden. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster verplicht is de schade die hij als gevolg van haar wanprestatie heeft geleden te vergoeden.

d. Klager betwist de nota’s die hij heeft ontvangen.

3. Voor de beoordeling van de klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan. Verweerster heeft klager bijgestaan in zijn echtscheidingsprocedure. Deze begon in februari 2010 met een procedure tot het treffen van voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Op 26 februari 2010 zou de mondelinge behandeling van de voorlopige voorzieningen plaatsvinden. Op 25 februari 2010 hebben klager en zijn ex-echtgenote bijgestaan door hun advocaten overeenstemming bereikt over de voorlopige voorzieningen. De rechtbank Arnhem heeft bij beschikking d.d. 1 maart 2010 de gemaakte afspraken vastgelegd voor de duur van de procedure.

4. In de bodemprocedure was er een mondelinge behandeling bepaald op 2 november 2010. Verweerster had van de advocaat van de ex-echtgenote van klager bij brief d.d. 13 oktober 2010 een schikkingsvoorstel ontvangen. Op 18 oktober 2010 heeft er een bespreking op het kantoor van verweerster plaatsgevonden tussen klager, samen met zijn nieuwe partner, en verweerster. Deze bespreking diende ter voorbereiding op de zitting die op 2 november 2010 zou plaatsvinden en om het schikkingsvoorstel van de ex-echtgenote van klager te bespreken. Op dat moment waren er nog twee geschilpunten tussen klager en zijn ex-echtgenote in de echtscheidingsprocedure te weten, de door klager aan zijn ex-echtgenote te betalen partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Klager en zijn ex-echtgenote hadden een aantal huwelijkse schulden. Tijdens de bespreking van 18 oktober 2010 hebben klager en verweerster afgesproken dat verweerster, naar aanleiding van het ontvangen schikkingsvoorstel van de wederpartij, namens klager een tegenvoorstel zou doen.

5. Verweerster heeft bij brief d.d. 19 oktober 2010 aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager een tegenvoorstel gedaan. Het tegenvoorstel hield in dat ieder van partijen de goederen die hij/zij in bezit had toegedeeld zou krijgen, dat klager de huwelijkse schulden voor zijn rekening zou nemen (waaronder een nog te verwachten belastingaanslag) en dat zijn ex-echtgenote daartegenover zou afzien van partneralimentatie waarbij de alimentatieachterstand die bestond zou worden kwijtgescholden en het beslag dat daarvoor ten laste van klager was gelegd zou worden opgeheven. Tevens werd voorgesteld de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding uit te sluiten zodat klager de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde rechten op ouderdomspensioen zou kunnen behouden. Verweerster heeft klager een kopie van de door haar aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager verzonden brief gezonden.

6. Bij brief d.d. 27 oktober 2010, per fax verzonden, heeft de advocaat van de ex-echtgenote van klager bericht dat zijn cliënte akkoord ging met het voorstel behoudens ten aanzien van het onderdeel over de pensioenverevening. Verweerster heeft deze brief dezelfde dag doorgezonden aan klager. Op 28 oktober 2010 heeft er telefonisch overleg plaatsgevonden tussen klager en verweerster. Op 29 oktober 2010 hebben verweerster en de advocaat van de ex-echtgenote van klager de rechtbank laten weten dat klager en zijn ex-echtgenote overeenstemming hadden bereikt over de gevolgen van de echtscheiding zodat de mondelinge behandeling geen doorgang hoefde te vinden.

7. De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 3 november 2010 de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken en de overeengekomen nevenvoorzieningen bekrachtigd. De advocaat van de ex-echtgenote van klager heeft bij brief d.d. 5 november 2010 de deurwaarder meegedeeld dat zijn cliënte afzag van de op dat moment nog bestaande achterstallige alimentatie en de deurwaarder verzocht het beslag dat was gelegd ten laste van klager op te heffen. Bij brieven van 8 november 2010 zijn de beschikking van de rechtbank en de brief d.d. 5 november 2010 aan de deurwaarder door verweerster in kopie aan klager gezonden.

8. Verweerster heeft tot haar verweer het volgende naar voren gebracht. Zij stelt dat de afspraken die zij aan de rechtbank heeft overgebracht steeds voorafgaand met klager heeft besproken. De regeling die is getroffen is bovendien, gelet op de feiten, in het belang van klager. Verweerster betwist dat klager schade geleden heeft als gevolg van haar handelwijze dan wel haar nalaten. Ten aanzien van de klacht van klager over de hoogte van de nota’s wijst verweerster erop dat zij steeds maandelijks heeft gedeclareerd overeenkomstig het overeengekomen uurtarief. Het bevreemdt haar dat klager pas nu bezwaar maakt tegen de hoogte van de declaraties. Verweerster stelt dat zij rekening gehouden heeft met de financiële situatie van klager en om die reden lang niet alle telefoongesprekken en emails heeft genoteerd en gedeclareerd.

9. Bij brief van 1 november 2011 heeft de heer [……………] verzocht om de mondelinge behandeling van de zaak voort te zetten op een nader te bepalen datum, omdat hij zou hebben geconstateerd dat het aan klager toegezonden procesdossier niet compleet zou zijn. In het bijzonder zou de aanbiedingsbrief van de deken ontbreken, zou zijn eigen dossier stukken bevatten die in het dossier van Raad ontbreken en zou het dossier stukken bevatten die klager nimmer eerder zou hebben ontvangen of gezien.

De aanbiedingsbrief, bevat geen enkele informatie, dan de informatie die is opgenomen in het procesdossier. Mocht klager die brief inderdaad niet hebben ontvangen, dan is hij daardoor niet in enig belang geschaad. Het is heel goed mogelijk dat klager over stukken beschikt, die door hem niet in het geding zijn gebracht. Over die stukken beschikt de Raad dan uiteraard ook niet en deze stukken zullen dan in de beoordeling van de kwestie buiten beschouwing blijven. Ook dat gegeven is geen reden om de mondelinge behandeling te hervatten. Hetzelfde geldt voor de stelling dat zich in het procesdossier stukken zouden bevinden die klager nooit eerder zou hebben ontvangen en/of gezien. Dat had klager in de procedure bij de deken al naar voren kunnen brengen en tevens ook bij de mondelinge behandeling op 31 oktober 2011.

Voor het overige beoordeelt de raad de klachten als volgt.

Klachtonderdeel a

10. Dit betreft een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in het algemeen pas sprake zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Uit de stukken blijkt dat klager gedurende de procedure op grond van de beschikking voorlopige voorzieningen aan zijn ex-echtgenote een bedrag van € 406,00 per maand aan partneralimentatie diende te betalen. De uiteindelijke regeling die is getroffen houdt in dat in de echtscheidingsbeschikking geen partneralimentatie is vastgesteld en dat klager daartegenover de huwelijkse schulden voor zijn rekening zou nemen. Voorts is overeengekomen de ex-echtgenote van klager geen aanspraak meer zou maken op de achterstallige alimentatie die klager op dat moment aan haar verschuldigd was.

Gelet op deze feiten is de raad van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster bij de behandeling kennelijk onjuist is opgetreden of klager kennelijk onjuist heeft geadviseerd. Klager heeft zijn stelling dat verweerster zijn belangen onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd en dat hij financieel benadeeld is terwijl zijn ex-echtgenote is bevoordeeld niet verder onderbouwd. De raad is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b

11. Klager heeft tijdens de mondelinge behandeling bij monde van de heer […………] verklaard dat afgesproken was “dat afspraken die zouden worden gemaakt als deelovereenkomsten eerst in concept zouden worden opgesteld en na eventuele correctie door [klager] zouden worden ondertekend”. Klager beklaagt zich erover dat verweerster de afspraken heeft vastgelegd en door de rechtbank heeft laten bekrachtigen zonder dat hij hiervoor een handtekening heeft gezet.

 Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij het schikkingsvoorstel dat zij bij brief van 19 oktober 2010 aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager heeft gestuurd op 18 oktober 2010 met klager heeft besproken. Uit de stukken blijkt dat zij klager op 19 oktober 2010 een kopie van de brief aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager heeft gestuurd. Voorts blijkt uit de stukken dat de advocaat van de ex-echtgenote van klager bij faxbrief d.d. 28 oktober 2010 heeft gereageerd. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij de inhoud van deze reactie op 28 oktober 2010 met klager heeft besproken. Op 29 oktober 2010 heeft zij namens klager definitieve overeenstemming bereikt met de advocaat van de ex-echtgenote van klager.

 Uit deze gang van zaken blijkt dat het verwijt ongegrond is dat verweerster in strijd met de waarheid de rechtbank heeft bericht dat partijen volledige overeenstemming hadden bereikt over de gevolgen van de echtscheiding.

 De stelling van klager dat partijen hadden afgesproken dat alle afspraken die met de wederpartij gemaakt zouden worden eerst in concept aan klager gestuurd zouden worden en dat deze pas nadat klager zijn handtekening daaronder had gezet zouden kunnen gaan gelden, is door verweerster betwist. Klager heeft deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De raad merkt op dat de werkwijze die verweerster heeft gevolgd niet ongebruikelijk is en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.

 

 Klachtonderdeel c

12. Het verwijt van klager dat hij door de handelwijze van verweerster op onnodig hoge kosten is gejaagd is door klager niet uitgewerkt. Een oordeel over de vraag of verweerster wanprestatie zou hebben gepleegd en gehouden is de schade die klager dientengevolge heeft geleden te vergoeden, is voorbehouden aan de civiele rechter. Het is niet aan de tuchtrechter om deze vraag te beantwoorden. Ten aanzien van dit klachtonderdeel is klager niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel d

13. Het oordeel over de redelijkheid van declaraties van een advocaat is in beginsel voorbehouden aan de raad van toezicht, die daarover in een begrotingsprocedure beslist. Slechts indien sprake is van excessief declareren kan voor tuchtrechterlijk ingrijpen aanleiding zijn. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

Klachtonderdelen a., b. en d. zijn ongegrond.

Klachtonderdeel c. is niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2012

griffier     voorzitter