Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3345

Zaaknummer

M 13-2012

Inhoudsindicatie

Door betaling toe te zeggen, zich vervolgens in stilzwijgen te hullen en het te laten aankomen

Inhoudsindicatie

op een procedure omtrent een civielrechtelijk geschil,  de indruk gewekt dat toezeggingen niet worden nagekomen en daarmee het vertrouwen in de advocatuur beschaamd.

Inhoudsindicatie

Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zorgvuldig controleert of hij een titel mag gebruiken, zeker nu hij erop is gewezen niet over de daartoe vereiste kwalificaties te beschikken. Door het voeren van een titel waartoe een advocaat niet gerechtigd wordt het vertrouwen in de advocatuur ernstig beschaamd.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond

Inhoudsindicatie

Maatregel :

Inhoudsindicatie

voorwaardelijke schorsing voor de duur van één week; proeftijd van 2 jaar en openbaarmaking ex art 48 lid

Uitspraak

Beslissing van 27 augustus 2012

in de zaak M13-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

[hierna te noemen: B]

 

gemachtigde: C

 

tegen:

 

D

en

E

verweerders

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 12 januari 2012 met kenmerk DOK 6916, door de raad ontvangen op 16 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2012 in aanwezigheid van gemachtigde van klaagster en verweerders . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-          het klachtdossier;

-          een brief van verweerder d.d. 9 november 2011;

-          een brief van gemachtigde van klaagster d.d. 24 mei 2012 met bijlage.

 

 

2                FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Bij e-mail d.d. 11 augustus 2010 heeft verweerder sub 2 zich, op naam van zijn kantoor, aangemeld voor de specialisatieopleiding XX verzorgd door klaagster. Vanaf 7 oktober 2010 heeft hij de opleiding gevolgd en een certificaat gekregen. Klaagster heeft bij factuur van 31 december 2012, geadresseerd aan Y verweerder 2 een bedrag van 89,25 ten behoeve van inschrijfgeld XY in rekening gebracht. Bij factuur d.d. 9 september 2010 heeft klaagster € 3.867,50 in rekening gebracht ter zake de specialisatieopleiding XX. Gemachtigde van klaagster heeft verweerders meerdere keren aangesproken tot betaling van deze factuur. Bij brief van 4 januari 2011 heeft verweerder sub 2 zich aangemeld bij het XY. Bij e-mail van 14 maart 2011 heeft gemachtigde van klaagster geantwoord dat dit niet mogelijk was aangezien hij niet voldeed aan de opleidingsvereisten. Tevens is hij er daarbij aan herinnerd dat er nog een factuur openstond. Bij e-mail van 29 maart 2011 heeft gemachtigde van klaagster nogmaals ter zake die factuur gerappelleerd. In antwoord daarop heeft verweerder sub 1, bij e-mail van diezelfde datum, aangekondigd ervoor zorg te dragen dat de factuur zou worden betaald. Bij e-mail van 26 mei 2011 heeft gemachtigde van klaagster laten weten nog steeds geen betaling te hebben ontvangen. Na een incassotraject is klaagster tot dagvaarding van verweerders overgegaan. In deze procedure hebben verweerders zich beroepen op dwaling ten aanzien van de opleiding. De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 november 2011 de overeenkomst wegens dwaling vernietigd.

1.1   2.2       Bij brief van 11 september 2011 heeft gemachtigde van klaagster zich namens klaagster bij de deken beklaagd over verweerder . Bij brief van 4 november 2011 heeft klaagster haar klacht uitgebreid met het hierna te noemen klachtonderdeel b.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in:

a.      Verweerders hebben zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, omdat zij stelselmatig weigeren een factuur ad. ca. € 4.000,= ter zake de door verweerder sub 2 in 2010 gevolgde cursus XX  te betalen. Ondanks een toezegging tot betaling van verweerder sub 1, blijft betaling achterwege. Verweerders houden zich onbereikbaar voor gemachtigde van klaagster.

b.      Verweerder sub 2 voert wederrechtelijk de titel XZ aangezien hij niet in dit XY is ingeschreven en evenmin aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

 

4                VERWEER

4.1     Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

ad a.    Klaagster is geen cliënt van verweerders. Van schade aan goede naam en faam van de advocatuur is geen sprake. Er is sprake van een civielrechtelijke geschil  en het oordeel daarover is aan de civiele rechter voorbehouden.  De klacht is derhalve niet ontvankelijk. Bij de inschrijving werd vermeld dat M opleidingspunten konden worden verkregen. Later bleek dit niet het geval te zijn. Verweerder meent dat wel is gecommuniceerd over de factuur.

ad b.    Gemachtigde van klaagster is niet bevoegd te beslissen over het voeren van de titel XZ aangezien hij niet de houder is van de merknaam. Het zogenaamde XY, waar klaagster reclame voor maakte, is een door B zelf geleid register en dus verwarrend. Verweerders betalen niet omdat ze gedwaald hebben c.q. bedrogen zijn. Er is geen sprake van betalingsonwil.

 

5                BEOORDELING

5.1     Ontvankelijkheid

Ten aanzien van klachtonderdeel a

De raad stelt vast dat de vraag of verweerders het door klaagster in rekening gebrachte bedrag dienden te betalen van civielrechtelijke aard is. Het is niet de taak van de tuchtrechter maar van de civiele rechter om hierover een oordeel te geven. Voor zover de klacht ziet op het niet betalen van de factuur voor de cursus XX, zal klaagster daarin niet ontvankelijk worden verklaard.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

 

Gemachtigde van klaagster heeft ter zitting onbetwist gesteld dat het merk XY gezamenlijk eigendom is van A en de Stichting XY van welke stichting hij voorzitter is. Dit blijkt overigens eveneens uit het door hem overgelegde uittreksel uit het merkenregister. Klaagster is als houdster van de betreffende merknaam, rechtstreeks in haar belangen getroffen door het handelen van verweerder sub 2. derhalve ontvankelijk in dit onderdeel van de klacht.

 

Met betrekking tot de inhoud van de klacht overweegt de raad voorts het volgende.

5.2     Ten aanzien van klachtonderdeel a

Ingevolge artikel 46 van de Advocatenwet zijn advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Van dit laatste kan sprake zijn indien door het handelen van de advocaat het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. De klacht zal in het licht van dit criterium worden behandeld.

Zoals hierboven vastgesteld is sprake van een geschil van civielrechtelijke aard. Dat een feitencomplex aanleiding geeft tot een civielrechtelijk geschil tussen partijen sluit echter niet uit dat het optreden van de advocaat in het kader van het tuchtrecht wordt getoetst. De raad stelt in dit verband vast dat uit het dossier blijkt dat zijdens klaagster diverse pogingen zijn gedaan om met verweerders in contact te komen. Uit de e-mail van verweerder sub 1 d.d. 29 maart 2011 blijkt voorts dat deze klaagster heeft toegezegd de factuur te betalen. Dat verweerders voorafgaande aan die e-mail of daarna op de sommaties van klaagster hebben gereageerd is niet gebleken. Verweerders hebben geen stukken overgelegd die dit aannemelijk maken. Naar het oordeel van de raad had het op hun weg gelegen om onmiddellijk hun bezwaren tegen de factuur naar voren te brengen. Door betaling toe te zeggen, zich vervolgens in stilzwijgen te hullen en het te laten aankomen op een procedure, hebben verweerders de indruk gewekt dat zij hun toezeggingen niet nakomen en daarmee het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. De klacht zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard.

 

                 5.3  Ten aanzien van klachtonderdeel b

Uit de door verweerder sub 2 overgelegde brief van 9 november 2011, blijkt dat verweerder in ieder geval tot die datum de titel XZ heeft gevoerd. Niet blijkt dat hij daartoe gerechtigd was. Verweerder heeft ter zitting verklaard nooit een bevestiging van inschrijving te hebben gehad. Tevens blijkt uit het dossier dat klaagster hem er schriftelijk op heeft gewezen dat hij voor de titel niet in aanmerking kwam. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zorgvuldig controleert of hij een titel mag gebruiken, zeker in het geval hij erop wordt gewezen dat hij niet over de daartoe vereiste kwalificaties beschikt. Het verweer – zo begrijpt de raad - dat klaagster de indruk heeft doen ontstaan dat verweerder gerechtigd was betreffende titel te voeren, is naar het oordeel van de raad onvoldoende onderbouwd en vindt weerlegging in hetgeen hiervoor is overwogen. De raad is van oordeel dat verweerder sub 2 door zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft beschaamd. De raad acht de klacht op dit onderdeel eveneens gegrond.

 

6.       MAATREGEL

                 De raad acht gelet op de aard en de ernst van de klacht de maatregel van voorwaardelijke schorsing, passend en geboden. De raad neemt daarbij in aanmerking de van verweerders bekende documentatie.

 

7.       BESLISSING

De raad:

-          verklaart klachtonderdeel a niet ontvankelijk voor zover deze ziet op de weigering tot betaling van de factuur aan klaagster;

-          verklaart klachtonderdeel a voor het overige gegrond;

-          verklaart klachtonderdeel b gegrond;

Legt op ten aanzien van verweerder sub 1 en verweerder sub 2:

-          de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 1 week;

-          bepaalt: dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerders zich voor het einde van de proeftijd schuldig maken aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging.

-          stelt deze proeftijd op twee jaren.

-          draagt de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht op om de aan verweerders opgelegde maatsregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, Th. Kremers, A.A. Freriks, en R.G.A.M. Theunissen leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2012 .

 

griffier                                                                         voorzitter                          

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2012  per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerders

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl