Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2888

Zaaknummer

12-168A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen advocaat wederpartij over onnodig grievende uitlatingen in de pers kennelijk ongegrond, omdat de uitlatingen, hoewel ferm, niet onnodig grievend zijn.

Inhoudsindicatie

Ook klager heeft bijgedragen aan het verharden van de communicatie tussen partijen, hetgeen heeft geleid tot een tegen hem uitgevaardigd rechterlijk verbod.

Uitspraak

Beslissing van 26 juni 2012

in de zaak 12-168A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 4 juni 2012, door de raad ontvangen op 5 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klager is tekstdichter, componist en auteur van muziekwerken. Verweerder is de advocaat van de heer A en diens vennootschappen. Deze vennootschappen vormen gezamenlijk een muziekuitgeverij, die zich bezig houdt met de exploitatie, administratie en het beheer van muziekuitgaverechten in binnen- en buitenland.

Klager en zijn vennootschap zijn verwikkeld in een langdurig zakelijk geschil met de cliënten van verweerder. Het geschil heeft betrekking op in het verleden tussen partijen gesloten overeenkomsten ter zake door klager en zijn broer gecomponeerde muziekwerken, de afrekening van royalty's en de interpretatie van muziekuitgave-overeenkomsten.

Op 18 oktober 2011 is in het Algemeen Dagblad een krantenartikel verschenen onder de kop "[Cliënt van verweerder] is pissige [klager] 'spuugzat'." In dit artikel wordt beschreven dat de cliënt van verweerder volgens klager weigert een handtekening te zetten onder een overeenkomst inzake de overdracht van rechten van klagers hits. In dit kader wordt klager als volgt geciteerd:

"[Cliënt van verweerder] weigert daar nu een handtekening onder te zetten, omdat hij het bedrag in eens heeft opgehoogd tot 400.000 euro."

en

"Ik vrees dat [cliënt van verweerder] blijft dwarsliggen, omdat hij me straks helemaal niet kan betalen. Zo weet ik dat hij laatst een investering van zestig miljoen in een Portugees golfresort heeft verloren."

 

De reactie van verweerder hierop wordt in dit artikel als volgt weergegeven:

"Stuitend. [Klager] liegt de hele boel bij elkaar."

en

"Wij zijn weer naar de rechter gestapt om dit voor eens en altijd op te lossen. [Cliënt van klager] is het spuugzat."

Verweerder heeft namens zijn cliënten een kort geding aanhangig gemaakt tegen klager. Inzet van dit kort geding was onder meer een veroordeling van klager tot het staken en gestaakt houden van onrechtmatige uitingen betreffende de cliënten van verweerder.

De voorzieningenrechter heeft bij vonnis - voor zover hier relevant - klager veroordeeld:

"om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, steeds totdat voor een uitlating voldoende aannemelijk is dat deze steun vindt in de feiten, in de media (televisie, persbureaus, kranten, tijdschriften, internet en overige media) te staken en gestaakt te houden onrechtmatige uitlatingen (in woord en/of geschrift) over [cliënt(en) van verweerder], als het suggereren dat [cliënt(en) van verweerder] zich schuldig maakt aan strafbare feiten zoals oplichting, valsheid in geschrifte, fraude en omkoping en het verkondigen dat [cliënt(en) van verweerder] in een slechte financiële positie verkeert en [cliënt van verweerder] bij een investering in een golfresort in Portugal een aanzienlijk geldbedrag heeft verloren."

Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000 voor iedere keer dat klager in strijd handelt met hiervoor geciteerde gebod.

Verweerder heeft naar aanleiding van het vonnis een persbericht rondgestuurd getiteld "Spreekverbod voor [klager]". In het persbericht staat voor zover hier van belang:

"Aan [klager] is een spreekverbod opgelegd, versterkt met een dwangsom. De Amsterdamse rechter spreekt in dat verband van vergaande beschuldigingen die niet op feiten zijn gebaseerd."

 

KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten in:

1 het op 18 oktober 2011 in het Algemeen Dagblad gepubliceerde krantenartikel onder de kop "[Cliënt van verweerder] is pissige [klager] 'spuugzat' ";

2 het persbericht van 5 januari 2012 volgend op de uitspraak in kort geding tussen klager en de cliënt van verweerder.

Ter toelichting heeft klager gesteld dat verweerder hem in de media afschildert als leugenaar, aangezien verweerder blijkens het onder 1 genoemde krantenartikel heeft gezegd dat klager "de boel bij elkaar liegt". In het onder 2 genoemde persbericht heeft verweerder ten onrechte gesuggereerd dat er sprake zou zijn van "een spreekverbod voor [klager]".

Verweerder heeft aldus volgens klager gehandeld in strijd met gedragsregel 30, inhoudende dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn, en voorts in strijd gehandeld met gedragsregel 31, inhoudende dat de advocaat zich in woord en geschrift niet onnodig grievend dient uit te laten.

BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartijen heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich niet kan herinneren dat hij tegenover de schrijver van het krantenartikel in het Algemeen Dagblad heeft gesteld dat klager "de hele boel bij elkaar liegt". Verweerder heeft wel erkend dat hij met zoveel woorden heeft gesteld dat klager onwaarheden spreekt en mogelijk zelfs liegt. In het licht van hetgeen klager blijkens het krantenartikel tegenover de journalist heeft verklaard over het zakelijk conflict met de cliënten van verweerder is begrijpelijk dat verweerder ter behartiging van de belangen van zijn cliënten daartegen stelling neemt. De wijze waarop verweerder dit heeft gedaan is, ook indien hij de gewraakte uitspraak niet letterlijk heeft gedaan, ferm, maar naar het oordeel van de voorzitter niet onnodig grievend. Daarbij laat hij meewegen dat ook klager zich - blijkens het veroordelend vonnis van de voorzieningenrechter - niet onbetuigd heeft gelaten in het uiten van beschuldigingen aan het adres van cliënten van verweerder en de communicatie over en weer kennelijk was verhard.

Het persbericht is voor zover daarin wordt gesproken van een spreekverbod voor klager evenmin onnodig grievend of feitelijk onjuist. Klager dient zich blijkens het onder "Feiten" geciteerde dictum van het kort-gedingvonnis van zekere uitlatingen te onthouden totdat aannemelijk is dat deze steun vinden in de feiten, een en ander op straffe van de verbeurte van een dwangsom. De in juridische bewoordingen geformuleerde veroordeling laat zich in het dagelijks taalgebruik vertalen als spreekverbod, zoals verweerder ook heeft gedaan. Van klachtwaardig handelen door verweerder is ook in dit opzicht geen sprake.

Uit het voorgaande volgt reeds dat verweerder de specifiek door klager genoemde gedragsregels 30 en 31 niet heeft geschonden. Louter ten overvloede overweegt de voorzitter dan ook dat blijkens de inleiding op de Gedragsregels 1992 deze regels de normen onder woorden brengen, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in achtgenomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en dat zij zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. Als hiervoor overwogen, is van schending van de door klager genoemde gedragsregels echter geen sprake.

Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 26 juni 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.