Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-09-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3574
Zaaknummer
12-64
Inhoudsindicatie
klacht over kennelijk onjuist optreden – te weinig informatie naar voren gebracht en weinig actieve opstelling- ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 3 september 2012
in de zaak 12-64
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw H.
klaagster
tegen:
de heer mr. V.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2012 met kenmerk RvT 111-9063, door de raad ontvangen op 19 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1. tot en met 24. zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan vanaf november 2010 in verband met een ontslagprocedure waarbij klaagster werd ontslagen door haar werkgeefster, de gemeente Nieuwegein.
2.2 Verweerder heeft in november 2010 en december 2010 onder meer gesprekken met klaagster gevoerd .
2.3 Op 16 december 2010 stuurde verweerder een voorschotdeclaratie ten bedrage van € 1.190,00. Deze werd door klaagster in februari 2011 betaald.
2.4 Op 23 december 2010 heeft een hoorzitting plaats gevonden waar bij klaagster werd bijgestaan door verweerder. Tijdens die hoorzitting heeft verweerder de door hem op schrift gestelde zienswijze van klaagster overhandigd.
2.5 Het ontslagbesluit werd door de gemeente genomen op 24 januari 2011, waartegen door verweerder namens klaagster bezwaar werd ingediend.
2.6 Op 15 maart 2011 stuurde verweerder een declaratie van € 1.190,00. Klaagster vroeg bij mailbericht van 20 maart 2011 deze declaratie gespreid te mogen betalen, te weten met bedragen van € 200 per maand.
2.7 Op 14 april 2010 vond de hoorzitting in de bezwaarprocedure tegen het ontslag plaats. Daarbij werd door verweerder een pleitnota overgelegd en verweer gevoerd.
2.8 Bij bericht van 26 april 2011 werd klaagster door verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op nader in de procedure ingediende stukken. Klaagster antwoordde diezelfde dag aan verweerder de brief niet te begrijpen en daarnaast niet blij te zijn met de reactie van verweerder tijdens de hoorzitting.
2.9 Op 11 mei 2011 gaf verweerder uitleg over de gebeurtenissen ter gelegenheid van de hoorzitting en adviseerde hij klaagster een WW uitkering aan te vragen.
2.10 Klaagster berichtte 12 mei 2011 te hebben begrepen dat zij haar baan kon terug krijgen en dat haar nu wat anders werd geadviseerd.
2.11 Op 26 mei 2011 stuurde verweerder een declaratie van
€ 4.266,15 waarop het in februari 2011 betaalde voorschot in mindering werd gebracht. Een voorstel van klaagster tot gespreide betaling van deze nota werd door verweerder bij brief van 3 juni 2011 afgewezen.
2.12 Bij brief 19 juni 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder als advocaat van klaagster onvoldoende inspanningen heeft verricht om klaagster bij te staan omdat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van e-mails die klaagster hem voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter hand heeft gesteld en
b) tijdens de mondelinge behandeling /hoorzitting van het bezwaarschrift onvoldoende aandacht heeft besteed aan hetgeen de wederpartij naar voren heeft gebracht ( uit zijn houding maakte klaagster op dat hij in slaap was gevallen) en
c) aan klaagster te veel heeft gedeclareerd door uren in rekening te brengen die hij niet in rekening had mogen brengen.
4 VERWEER
Verweerder betwist dat hij onvoldoende inspanningen voor de zaak van klaagster heeft gedaan. Hij heeft verweer gevoerd in het kader van de zienswijze en bezwaarprocedure en daarbij diverse punten naar voren gebracht. Voorts heeft hij tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van een pleitnotitie verweer gevoerd. Uitdrukkelijk betwist hij in slaap te zijn gevallen, en hij vindt niet dat er te veel door hem is gedeclareerd.
5 BEOORDELING
5.1. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het ligt voorts op de weg van de cliënt om, zodra hij het met de aanpak van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
5.2. Klachtonderdeel a en b lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling. Het is naar het oordeel van de raad niet vast komen te staan dat verweerder onvoldoende verweer heeft gevoerd en daarbij geen of onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de informatie die hem is aangereikt door klaagster. Weliswaar heeft verweerder gesteld een selectie uit de aangereikte informatie te hebben gemaakt maar in de klachtprocedure is niet geconcretiseerd van welke informatie uit e-mails verweerder geen gebruik zou hebben gemaakt en waarom dit bezwaarlijk zou zijn geweest in het licht van de goede belangenbehartiging in de procedure.
5.3. Er is door verweerder een bezwaarschrift ingediend en een toelichting op het bezwaarschrift gegeven tijdens de hoorzitting. Uit de verslaglegging van deze hoorzitting blijkt dat verweerder zijn pleitnotities heeft voorgedragen en daarnaast ook andere opmerkingen heeft gemaakt. Hieruit kan niet worden afgeleid dat verweerder onvoldoende weerwoord ter gelegenheid van de hoorzitting heeft gegeven. Dat verweerder tijdens de hoorzitting zou hebben geslapen is ook niet komen vast te staan. Dit betekent dat klachtonderdelen a en b ongegrond worden verklaard.
5.4. Voor zover klaagster beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, merkt de raad op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van excessief declareren is de Raad niet gebleken. Dit betekent dat ook klachtonderdeel c ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door : mr H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, A.M.T. Weersink, J.R.O. Dantuma, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.