Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3067
Zaaknummer
12-53
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek is afgewezen. Door klagers verzoek om uitstel van de behandeling van zijn klacht niet te honoreren en zijn klacht buiten zijn aanwezigheid te behandelen, waarbij de klacht niet in alle onderdelen besproken is, heeft de raad geen blijk gegeven van partijdigheid en/of vooringenomenheid.
Uitspraak
Beslissing van 11 juni 2012
in de zaak 12-53
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:
klager
tegen:
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2012 in aanwezigheid van mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs.E. Bige, H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.
Klager is verschenen.
De wederpartij van klager en de gewraakte leden van de raad zijn niet verschenen.
Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De raad heeft kennis genomen van de correspondentie tussen klager en de griffier van de raad. Tevens heeft de raad kennisgenomen van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de klacht van klager op 27 februari 2012 alsmede van de brief van 24 april 2012 die mr. [A] mede namens de overige door klager gewraakte leden van de raad heeft gestuurd.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
Bij brief van 1 februari 2012 is klager opgeroepen voor de mondelinge behandeling van zijn klacht op 27 februari 2012 om 10.30 uur.
Bij brief van 23 februari 2012, per fax verzonden, heeft klager de griffier van de raad bericht dat hij haar tot zijn spijt moet meedelen dat hij wegens ziekte niet in staat is om bij de zitting aanwezig te zijn, dat hij hoopt binnen een maand hersteld te zijn en hij haar verzoekt de zitting te verplaatsen naar een latere datum zodat hij in de gelegenheid is bij de zitting aanwezig te zijn.
Op 24 februari 2012 heeft een telefoongesprek tussen klager en de griffier plaatsgevonden. De griffier heeft bij klager geïnformeerd naar de aard van zijn ziekte en hem aangeraden ter zitting te verschijnen. Omdat klager bij zijn vaststelling bleef dat hij niet in staat was ter zitting te verschijnen, heeft de griffier klager gemeld dat zij met de voorzitter van de kamer zou overleggen.
Vervolgens heeft de griffier met de voorzitter overlegd en naar aanleiding daarvan klager gebeld met de mededeling dat het verzoek om aanhouding vooralsnog niet gehonoreerd wordt, dat de raad op 27 februari 2012 zal beslissen op zijn aanhoudingsverzoek en dat hij er rekening mee moet houden dat zijn verzoek zal worden afgewezen.
Bij brief van 20 maart 2012 heeft klager de griffier van de raad bericht dat hij zodanig is hersteld dat hij op een zitting aanwezig kan zijn en haar verzocht om hem te informeren over een nieuwe zittingsdatum.
Bij brief van 29 maart 2012 heeft de griffier klager bericht dat de raad heeft besloten de mondelinge behandeling op 27 februari 2012 door te laten gaan en dat de behandeling aldus zonder klager heeft plaatsgevonden en dat hij de beslissing over enkele weken tegemoet kan zien.
Bij brief van 31 maart 2012 heeft klager zich beklaagd over de wijze waarop de raad met zijn klachten is omgegaan. Hij is uitgesloten van de mondelinge behandeling, hoor en wederhoor heeft niet plaatsgevonden. De raad heeft volgens klager partijdig gehandeld doordat de raad zonder enige valide reden geweigerd heeft zijn ernstige en omvangrijke klachten behoorlijk te behandelen. Daarom heeft hij geen vertrouwen meer in de raad en meent hij dat de leden van de raad, die bij de behandeling van zijn klacht aanwezig waren, moeten worden gewraakt.
Bij brief van 21 april 2012 heeft klager meegedeeld dat hij de griffier tijdens het op 24 februari 2012 gevoerde telefoongesprek gedetailleerd heeft geïnformeerd over de ernst van zijn ziekte en de overmachtsituatie die daardoor is ontstaan. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 februari 2012 blijkt in het geheel niet dat de raad zijn klacht heeft behandeld.
Bij brief van 25 april 2012 heeft klager een verklaring van zijn huisarts overgelegd.
3 WRAKINGSGRONDEN
Klager is van oordeel dat de raad, die zijn klacht op 27 februari 2012 heeft behandeld, blijk heeft gegeven van partijdigheid doordat:
a. zijn verzoek om uitstel van de behandeling van zijn klacht niet is gehonoreerd;
b. zijn klacht buiten zijn aanwezigheid is behandeld waarbij niet alle feiten en omstandigheden aan de orde zijn gekomen.
4 VERWEER
Bij geen van de leden van de raad die de klacht van klager op 27 februari 2012 hebben behandeld, is sprake van feiten en omstandigheden waardoor hun onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Klager heeft geen valide redenen aangevoerd op grond waarvan het verzoek tot wraking zou moeten worden toegewezen.
5 BEOORDELING
Bij brief van 29 maart 2012 heeft de griffier klager bericht dat zijn verzoek om aanhouding is afgewezen. Vervolgens heeft klager de leden van de raad, die zijn klacht op 27 februari 2012 hebben behandeld, bij brief van 31 maart 2012 gewraakt. Aldus heeft klager zijn wrakingsverzoek kort nadat hem bekend was geworden dat de raad zijn klacht buiten zijn aanwezigheid heeft behandeld en dus tijdig ingediend.
In beginsel dient te worden uitgegaan van het vermoeden dat de leden van de raad die op 27 februari 2012 zitting hadden uit hoofde van hun aanstelling onpartijdig zijn, tenzij zich een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de hiervoor genoemde leden jegens klager een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij klager bestaande vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is.
Door klagers verzoek om uitstel van de behandeling van zijn klacht niet te honoreren en zijn klacht buiten zijn aanwezigheid te behandelen, waarbij niet alle feiten en omstandigheden aan de orde zijn gekomen, heeft de raad geen blijk gegeven van partijdigheid en/of vooringenomenheid. Het niet honoreren van het verzoek om uitstel heeft geen betrekking op de inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager. Dat uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de klacht van klager niet blijkt dat alle details zijn besproken betekent niet dat de klacht niet in volle omvang is behandeld. Immers tijdens de mondelinge behandeling van de klacht hoeft niet de gehele klacht inhoudelijk besproken te worden maar kan de bespreking beperkt blijven tot die onderwerpen van de klacht die na kennisneming van de klacht voor de leden van de raad onduidelijk zijn en waarvan het verkrijgen van duidelijkheid van belang is voor een juiste beoordeling van de klacht.
Het hiervoor gaande leidt tot het oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzoek tot wraking van mrs. D. Vergunst, A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en H.J.P. Robers ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. E. Bige, H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.