Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3390
Zaaknummer
12-102
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Advocaat weigert de voor klager op de derdenrekening gehouden gelden terug te storten aan klager omdat er afspraken zijn gemaakt over verrekening. Klager beroept zich erop dat deze afspraken niet onverwijld schriftelijk zijn vastgelegd. Uit de e-mailberichten van klager leidt de raad af dat klager expliciet toestemming heeft gegeven voor verrekening. Dat de advocaat de afspraken niet onverwijld heeft bevestigd, acht de raad onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat uit de bevestigingen die klager in zijn e-mails gaf, blijkt dat de afspraken over de verrekening voldoende duidelijk waren. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak
Beslissing van 15 oktober 2012
in de zaak 12-102
naar aanleiding van de klacht van:
[ ] klager
p/a van zijn advocaat mr. J.G. Wieringa
Minervalaan 25 l
1077 NK Amsterdam
klager
tegen:
mr. [ ] X
advocaat te Utrecht
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 juni 2012 met kenmerk RvT 112-9240, door de raad ontvangen op 6 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2012 in aanwezigheid van klager, zijn echtgenote en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief d.d. 3 januari 2012 van mr. Wieringa aan de deken;
- de brief d.d. 8 februari 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 28 februari 2012 van mr. X aan de deken;
- de brief d.d. 6 maart 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 13 maart 2012 van mr. X aan de deken;
- de brief d.d. 14 maart 2012 van mr. Wieringa aan de deken;
- de brief d.d. 20 maart 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 10 april 2012 van mr. X aan de deken;
- de brief d.d. 19 april 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 1 mei 2012 van mr. Wieringa aan de deken;
- de brief d.d. 11 mei 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 18 mei 2012 met bijlagen van mr. X aan de deken;
- de brief d.d. 22 mei 2012 van de deken aan partijen;
- de brief d.d. 24 augustus 2012 met bijlage van mr. X aan de raad;
- de faxbrief d.d. 29 augustus 2012 van mr. Wieringa aan de raad.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.
2.2 In het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding kwamen klager en zijn ex-echtgenote overeen dat een bedrag dat zou komen uit de verkoop van de echtelijke woning, ca € 21.000,-, op de derdenrekening van verweerster zou worden gestort.
2.3 Klager beschikte niet over voldoende liquide middelen om verweerster een voorschot te betalen voor de door haar te verrichten werkzaamheden. Klager heeft toen met verweerster mondeling afgesproken dat een deel van zijn aandeel in het op de derdenrekening van verweerster gestorte bedrag zou worden aangewend voor de betaling van een voorschot aan verweerster.
2.4 Op 14 april 2012 heeft klager een e-mailbericht gestuurd aan verweerster, dat –voor zover relevant- als volgt luidt: ‘Wij komen zoals afgesproken tot een substantieel deel uit de EURO 21.000,- ten behoeve van jouw toekomstige declaratie’.
In zijn e-mail van 15 augustus 2012 schrijft klager: ‘Het geld dat op de derdenrekening A.M. X staat kun je –minus EURO 6.000 i.v.m. jouw declaratie – nu overmaken naar rekening 390470880 t.n.v. [klager] te Doorn’.
In zijn e-mail van 17 augustus 2012 schrijft klager: ‘Ik heb je al eerder verzocht om het geld – exclusief EURO 6.000 en de rente over de hoofdsom- van de derdenrekening naar mij over te maken’.
In zijn e-mail van 7 september 2012 schrijft klager: ‘De rente + EURO 6.000 voorschot s.v.p. niet overmaken. Het voorschot wordt verrekend met jouw eindnota en de rente wordt daarbinnen verwerkt. Ergo, s.v.p. overmaken EURO 15.090’.
2.5 Op 27 september 2011 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerster. Naar aanleiding daarvan stuurt verweerster klager bij brief van 14 november 2011 een nadere specificatie van de door haar verrichte werkzaamheden. Voorts bevestigt verweerster in deze brief de afspraak dat zij een bedrag ad € 6.000,- vermeerderd met de aangegroeide rente kon overboeken naar de bankrekening van haar kantoor, zodra de gelden op de derdenrekening vrijgegeven konden worden. Voor het nog openstaande restantbedrag werden nadere betalingsafspraken gemaakt.
2.6 Klager stelt zich later op het standpunt dat het restantbedrag van € 6.000,- alsnog van de derdenrekening naar zijn eigen rekening moet worden overgeboekt. Verweerster geeft geen gevolg aan dat verzoek zich daartoe beroepende op de afspraken die er tussen partijen zijn gemaakt.
2.7. Bij brief van 3 januari 2012 heeft mr. Wieringa zich namens klager bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij weigert het restantbedrag ad € 6.000,- van haar derdenrekening over te maken aan klager.
BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat zijn declaratie slechts mag verrekenen met gelden die hij in depot houdt voor de cliënt voor zover die gelden zonder belemmering aan de cliënt kunnen worden uitbetaald en voor zover de cliënt daarmee instemt. Voorts geldt dat een advocaat gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden slechts mag aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag (artikel 6 lid 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit).
4.2 De raad stelt vast dat klager in verschillende e-mails heeft bevestigd dat hij toestemming heeft gegeven voor een verrekening van een bedrag van € 6.000,- van de derdenrekening, welk bedrag blijkens de bewoordingen waarin zijn e-mails zijn gesteld onmiskenbaar bedoeld was voor de betaling van de declaraties van verweerster. Naar het oordeel van de raad blijkt uit de e-mailcorrespondentie van een ondubbelzinnige instemming van klager en in zoverre werd voldaan aan de in hiervoor in overweging 4.1 vermelde eisen. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij zijn instemming onder druk zou hebben gegeven, doch dit acht de raad niet aannemelijk nu klager zijn instemming in verschillende e-mails heeft bevestigd en klager er –ook in de maanden die daarop volgden- op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven bezwaren te hebben tegen de gemaakte afspraken.
4.3 Het is op zichzelf juist dat verweerster in de overeenstemming met eisen die artikel 6 lid 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit stelt, de gemaakte afspraken schriftelijk en onverwijld had behoren vast te leggen. Dit is niet gebeurd. De schriftelijke vastlegging volgde immers pas in de brief van 14 november 2011. De raad acht dit onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gezien de bevestigingen die klager in zijn e-mails had gegeven lag die afspraak immers al vast en uit deze berichten blijkt ook dat die afspraak voor klager duidelijk was.
De klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, A. Gerritsen-Bosselaar, H.J.P. Robers en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.