Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3256

Zaaknummer

B 56-2012

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft namens zijn cliënt een aanmaning naar klaagster op haar huis- tevens kantooradres gestuurd, zowel per aangetekende brief als per fax. Nu verweerder op basis van de inschrijving van het bedrijf van klaagster bij de kamer van koophandel er geen rekening mee hoefde te houden dat ook anderen van deze aanmaning kennis konden nemen, acht de raad dit handelen misschien onverstandig, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor het overige heeft een advocaat volgens vaste jurisprudentie de vrijheid stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter en de wederpartij over te brengen, ook indien de inhoud achteraf onjuist mocht blijken te zijn.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak B 56 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

tegen:

 

B

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 23 februari 2012, met kenmerk K11-153, door de raad ontvangen op 24 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juli 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 23 februari 2012 met bijlagen.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Klaagster heeft eind 2010 een korte affectieve relatie gehad met de cliënt van verweerder. Deze relatie is in januari 2011 beëindigd.

2.2          Verweerder vernam van zijn cliënt dat klaagster hem verschillende malen had bedreigd en dat zij ook zeer belastende brieven en/of mails zou hebben gezonden naar zijn familie, vrienden, kennissen en zijn werkgever.

2.3          Op basis hiervan heeft verweerder namens zijn cliënt op 17 mei 2011 een aanmaning verzonden naar klaagster zowel per fax als per aangetekende brief. In deze brief maakt verweerder melding van de bedreigingen aan het adres van zijn cliënt en de belastende inhoud van de door klaagster naar diens kennissen gezonden brieven. Voorts stelt verweerder in deze fax/brief dat er mogelijk sprake is geweest van recidive.

2.4          Door de cliënt van verweerder was eerder al aangifte gedaan bij de politie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.

2.5          Bij brief van 21 september 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

-                      Verweerder heeft klaagster op 17 mei 2011 per fax aangemaand op haar huis-/kantooradres, terwijl hij haar advocaat liet weten deze aanmaning per aangetekende brief te hebben verstuurd.

-                      Verweerder heeft klaagster in deze fax ten onrechte beschuldigd van strafbare feiten en van recidive.

-                      Verweerder vermeldt in zijn brief van 8 september 2011 dat hij op 8 juli 2011 telefonisch contact heeft gehad met de advocaat van klaagster, die dit echter heeft ontkend.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder stelt dat hij de aanmaning van 17 mei 2011 zowel per fax als per aangetekende brief aan klaagster heeft toegezonden. De aangetekende brief is echter door klaagster niet opgehaald. Ten bewijze hiervan legt verweerder het verzendbewijs van deze brief over.

4.2          Wat betreft de inhoud van de door hem namens zijn cliënt aan klaagster toegezonden aanmaning heeft verweerder zich gebaseerd op van zijn cliënt ontvangen informatie en op de door zijn cliënt op 21 februari 2011 bij de politie gedane aangifte.

4.3          De vermelding in zijn brief van 8 september 2011 dat er op 8 juli 2011 een gesprek met de advocaat van klaagster zou zijn geweest berust volgens verweerder op een verschrijving. Aan de voormalig advocaat van klaagster heeft hij aangeboden dit te rectificeren, hetgeen deze echter niet nodig vond.

5                BEOORDELING

5.1          Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder zijn eerste aanmaning namens zijn cliënt aan klaagster heeft toegestuurd. Verweerder stelt dat dit is gebeurd zowel per fax als per aangetekende brief, terwijl klaagster stelt dat zij alleen een fax heeft ontvangen. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat de aanmaning door verweerder ook per aangetekende post is verstuurd, maar kennelijk nooit door klaagster is opgehaald.

5.2          Resteert de vraag of verweerder de bewuste aanmaning ook per fax aan klaagster mocht versturen. Klaagster voert aan dat zij kantoor aan huis houdt en haar fax zowel voor privé als voor zakelijke doeleinden gebruikt, zodat ook anderen van binnenkomende faxberichten kennis hadden kunnen nemen. Verweerder stelt dat hij zich van deze mogelijkheid niet bewust was en ook niet kon zijn, omdat uit de gegevens van de kamer van koophandel blijkt dat klaagster enig bestuurster en aandeelhoudster is van haar bedrijf en zij ook geen personeel in dienst heeft. Voorts blijkt uit de door zijn cliënt aan hem overgelegde stukken dat klaagster haar fax veelvuldig voor privédoeleinden gebruikte.

5.3          Op grond van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder de brief beter alleen per post had kunnen verzenden wat dit betreft weliswaar onverstandig heeft gehandeld - hetgeen door verweerder ter zitting ook is beaamd - maar dat niet gesteld kan worden dat hij aldus de belangen van klaagster nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond wordt verklaard.

5.4          Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht wijst de raad er op dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline een advocaat de vrijheid moet hebben om stelling van zijn cliënt in diens belang aan de rechter en aan de wederpartij over te brengen, ook indien de inhoud daarvan achteraf mogelijk onjuist zal blijken en/of schadelijk kan zijn voor derden. In de gegeven situatie heeft verweerder zich gebaseerd op van zijn cliënt ontvangen informatie en op de hem door zijn cliënt verstrekte correspondentie en stukken, zodat hij daarmede is gebleven binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.5          Het derde klachtonderdeel ziet op een – ook door verweerder erkende – kennelijke verschrijving in diens brief van 8 september 2011 aan de advocaat van klaagster, waarin een onjuiste datum wordt genoemd, waarop verweerder met deze advocaat telefonisch contact zou hebben gehad. De relevantie van dit klachtonderdeel is niet duidelijk en wordt door klaagster ook niet verder onderbouwd, zodat ook dit onderdeel van de klacht ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de eerste twee onderdelen van de klacht ongegrond;

Verklaart klager niet ontvankelijk in het derde onderdeel van zijn klacht.

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mw. Mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, mr. J.J.M. Goumans en mr. J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2012    per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl