Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3239

Zaaknummer

12-011A

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond. In een voorstel voor een beëindigingsregeling vermeldt de werkgever een onjuiste (te hoge) vergoeding voor afkoop vakantiedagen. De advocaat van de werknemer heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de werkgever niet te wijzen op de fout en door zich te beroepen op de, op basis van de foutieve vergoeding, tot stand gekomen regeling.

Uitspraak

Beslissing van 3 september 2012

in de zaak 12-011A

naar aanleiding van de klacht van:

p/a

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 januari 2012 met kenmerk 1011-1037, door de raad ontvangen op 12 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2012 in aanwezigheid van mr. Noordhoek namens klaagster en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van in de paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken van 11 januari 2012, de op de inventarislijst bij die brief genoemde bijlagen 1 t/m 13 en de pleitnotitie van verweerder.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster voerde onderhandelingen met een van haar werknemers over een beëindiging van diens dienstverband. Verweerder stond deze werknemer bij in de onderhandelingen.

2.3 In een mail van vrijdag 29 juli 2011 aan klaagster heeft verweerder een voorstel voor een beëindigingsvergoeding gedaan en daarin de zinsnede opgenomen “Wanneer u mij voor 13.30 uur vanmiddag kunt bevestigen dat dit akkoord is zijn we er (er wederom van uitgaande dat de berekening van het saldo vakantiedagen niet tot problemen leidt) uit”.

2.4 Per kerende mail heeft klaagster het saldo van opgebouwde vakantie-uren opgegeven, tezamen met de waarde die dat saldo vertegenwoordigde. De daarin opgenomen waarde was onjuist. De opgegeven waarde was vier maal de daadwerkelijke waarde van de opgebouwde vakantie-uren.

2.5 Verweerder heeft vervolgens de in correspondentie gelegde overeenstemming op alle punten bevestigd, inclusief het saldo van de openstaande vakantie-uren en, conform de berekening op basis van de opgave van klaagster, de waarde van dat saldo. Klaagster heeft de juistheid van alle componenten van de aldus tot stand gekomen minnelijke regeling bevestigd en aangekondigd een vaststellingsovereenkomst te maken.

2.6 De door klaagster opgestelde en op dinsdag 2 augustus 2011 aan verweerder toegezonden vaststellingsovereenkomst bevatte slechts het saldo aan vakantie-uren en niet de opgegeven waarde. Verweerder heeft klaagster vervolgens verzocht om die waarde in de vaststellingsovereenkomst op te nemen. Daarop heeft klaagster verweerder op de hoogte gesteld van de door haar gemaakte vergissing.

2.7 Vervolgens hebben verweerder en klaagster opnieuw onderhandeld over een beëindigingsregeling en is overeenstemming bereikt over een vergoeding van de opgebouwde vakantie-uren.

2.8 Bij brief met bijlagen, door de deken ontvangen op 1 september 2011, heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder doelbewust gebruik heeft gemaakt van een kenbare fout van klaagster.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist klachtwaardig te hebben gehandeld. Hij heeft de fout van klaagster niet opgemerkt na ontvangst van de eerste mail waarin het foutieve bedrag werd genoemd en evenmin na de tweede mail van klaagster. Pas nadat klaagster, na een aantal dagen, had gewezen op de fout raakte hij op de hoogte daarvan. Verweerder stelt in zijn handelwijze het belang van zijn cliënt voorop te hebben gesteld en meent dat dit valt onder zijn advocatuurlijke vrijheid de belangen van zijn cliënt te behartigen.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden.

5.2 De raad is van oordeel dat verweerder in deze kwestie de grenzen van deze advocatuurlijke vrijheid niet heeft overschreden, ook niet nadat hij zich na ontvangst van de mail van klaagster waarin de vergissing was gemaakt,  realiseerde dat klaagster een rekenfout had gemaakt. Verweerder mocht de belangen van zijn cliënt laten prevaleren boven die van klaagster. Niet gebleken is dat verweerder de belangen van klaagster nodeloos heeft geschonden. Hij heeft zich bovendien, nadat klaagster zelf haar vergissing had ontdekt, constructief opgesteld namens zijn cliënt door niet strikt vast te houden aan de, in zijn visie, tot stand gekomen regeling op basis van het foutieve bedrag, maar opnieuw met klaagster in onderhandeling te treden over een beëindigingsregeling.

5.3 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen, H.B. de Regt, B. Roodveldt en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

                Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl