Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3125

Zaaknummer

R.3748/11.150

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet binnen een redelijke termijn op verzoeken van klager gereageerd. Het had bovendien op de weg van verweerder gelegen om, indien hij geen mogelijkheden meer zag in de zaak van klager, dit mee te delen aan klager in plaats van in het geheel niet te reageren.

Inhoudsindicatie

De klacht is gegrond.

Inhoudsindicatie

Als maatregel wordt opgelegd enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 augustus 2011 met kenmerk K071 2010/2011 sh/kme, door de raad ontvangen op 5 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlandende klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Medio maart 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek om rechtsbijstand over een met een financiële instelling afgesloten contract.

2.2 Bij brief van 21 april 2010 heeft verweerder zich tot de rechtsopvolger van deze instantie gewend met het verzoek verweerder te informeren of er nog procedures tussen deze instantie en klager op afwikkeling wachtten of er op andere wijze nog onderlinge contractuele relaties liepen. Verweerder heeft klager diezelfde dag een kopie van deze brief toegestuurd.

2.3 Bij brief van 22 april 2010 heeft de instantie verweerder meegedeeld dat klager niet in haar administratie bekend is.

2.4 Bij brief van 1 mei 2010 heeft verweerder klager de brief van 22 april 2010 toegestuurd met de vraag of de kwestie voor klager daarmee was afgedaan.

2.5 Per e-mail heeft klager verweerder op 18 mei 2010 onder meer geschreven:

"(…)

Zoals afgesproken verwacht ik een kopie van alle vervolgbrieven voor a.s. vrijdag s.v.p.

(…)"

2.6 Bij brief van 21 mei 2010, binnengekomen op 25 mei 2010, heeft klager een klacht ingediend bij de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden in verband met het niet nakomen van afspraken door verweerder.

2.7 Bij brief van 6 september 2010 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

"(…)

Voor mij is de situatie nog steeds zeer onduidelijk.

(…)

Op 12 maart 2010 heb ik een brief van Belastingdienst X [griffier] met betrekking tot de beleggingsinstantie [griffier]. Vervolgens hebt u op 22 april 2010 een schriftelijke verklaring ontvangen van beleggingsinstantie [griffier], waarin staat vermeld dat ik voor hun onbekend ben zonder nadere uitleg.

Zou u zo vriendelijk willen zijn mij nader inhoudelijk informatie te verstrekken hoe dit allemaal heeft plaats kunnen vinden.

(…)”

2.8 Bij brief van 8 november 2010 heeft verweerder een tweede klacht ingediend bij de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden omdat verweerder niet gereageerd heeft ophet schriftelijke verzoekvan 6 september 2010van klager.

2.9 Bij brief van 22 januari 2011 heeft verweerder de Raad van Toezicht onder meer geschreven dat hij één dezer dagen contact op zou nemen met klager om vast te stellen welke nadere actie klager van verweerder verwacht.

2.10 Bij brief van 24 januari 2011 heeft verweerder klager een aantal vragen gesteld om meer duidelijkheid te krijgen van klager.

2.11 Kort na verzending van de brief van 24 januari 2011 heeft klager een andere advocaat verzocht het dossier van verweerder over te nemen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klagerverweerderdat deze niet reageert op zijn verzoeken en geen duidelijkheid geeft in de mogelijkheden die er in klagers zaak zijn.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder wist niet goed wat te doen met de zaak van klager toen hij van de beleggingsinstantie vernam, dat klager niet in de administratie van deze instantie voorkwam. Verweerder had geen aanwijzingen dat de informatie, die hem verstrekt werd onjuist zou zijn. Verweerder achtte het niet juist om klager naar aanleiding van diens verzoeken enkel mee te delen dat hij niets meer voor hem kon doen. De zaak heeft daardoor bij verweerder te lang geen voorrang gekregen.

4.2 Naar aanleiding van de tweede klacht heeft verweerder door middel van het stellen van enkele vragen aan klager, getracht om te bezien of en zo ja, wat hij nog voor klager kon doen. Klager heeft verweerder echter direct daarna verzocht het dossier over te dragen aan een andere advocaat. Verweerder heeft het dossier aan deze advocaat overgedragen.

 

5 BEOORDELING

5.1 Vast staat dat verweerder zich niet gehouden heeft aan op 18 mei 2010 gemaakte afspraken.

5.2 Vaststaat voorts dat verweerder niet binnen een redelijke termijn gereageerd heeft op de brief van 6 september 2010 van klager.Uit het dossier volgt dat verweerder eerst in het kader van de klachtprocedure, bij brief van 24 januari 2011,weer contact met klager heeft opgenomen.

5.3 Indien verweerder zoals hij zelf stelt geen mogelijkheden meer in het dossier van klager zag of niet meer wist welke werkzaamheden hij nog voor klager kon verrichten, had het op de weg van verweerder gelegen om klager hiervan op de hoogte te stellen. Door niet te reageren, heeft verweerder niet de zorg betracht ten opzichte van klager, zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft daaromtuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.4 De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

 - legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing;

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier voorzitter