Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:19

Zaaknummer

122/12

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient de cliënt voldoende te informeren over zijn rechtspositie en de mogelijkheid dat de toevoeging achteraf o.g.v. een resultaatsberekening kan worden ingetrokken. Bij niet betaling van een voorschot, na intrekking van de toevoeging, mag de advocaat zijn werkzaamheden opschorten. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 augustus 2012

in de zaak 122/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de  deken van de orde van advocaten in het arrondissement G.van 5 juli 2012 met kenmerk 011/012 KG033, door de raad ontvangen op 6 juli 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

2.2    verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met betrekking tot de afwikkeling van de  nalatenschap van klagers stiefmoeder. Aan klager is door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging verstrekt waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van € 255,00. Verweerder heeft in zijn brief van 20 februari 2008 aan klager vermeld dat aan het einde van de rechtshulp een resultaatsbeoordeling zal plaatsvinden en dat de gefinancierde rechtshulp zou kunnen worden ingetrokken, in welk geval verweerder zijn uurtarief in rekening zal brengen. Vervolgens heeft klager bij de Raad voor Rechtsbijstand om peiljaarverlegging verzocht waarop de eigen bijdrage is verlaagd tot € 94,00. Verweerder heeft klager op 18 april 2008 hierover bericht gezonden waarbij hij klager nogmaals heeft gewezen op het risico dat klager uiteindelijk niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking zal blijken te komen, gelet op de ontvangst van een aanzienlijk bedrag uit de erfenis. Bij brief van 18 juli 2008 en 8 september 2008 heeft verweerder klager bericht over de voortgang inzake de nalatenschap en klager tevens laten weten dat deze met terugwerkende kracht niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking zal komen nu deze inmiddels een bedrag van € 30.000,00 uit de erfenis had ontvangen. Bij brief van 18 december 2008 heeft de Raad voor Rechtsbijstand laten weten dat de gefinancierde rechtshulp wordt ingetrokken. Vervolgens heeft verweerder klager op 29 december 2008 een declaratie gezonden tot een bedrag van € 2.136,80 waarbij rekening is gehouden met het reeds door klager betaalde voorschot en de eerder in rekening gebrachte eigen bijdrage van € 94,00. Klager geeft aan dat hij een procedure wenst te starten tegen zijn zuster en dat hij een betalingsregeling wenst ten aanzien van de openstaande declaratie. Bij brief van 24 februari 2009 laat verweerder klager weten dat hij zijn werkzaamheden opschort totdat de openstaande declaratie van 29 december 2008 en de voorschotnota’s zijn voldaan. Vervolgens stelt klager verweerder bij brief van 2 april 2010 aansprakelijk voor alle schade. Op 4 mei 2010 wijst verweerder iedere aansprakelijkheid af. Op 5 januari 2012 verzoekt klager verweerder wederom een procedure tegen zijn zuster te starten. Verweerder beroept zich wederom op zijn opschortingsrecht en dringt aan op betaling van de declaratie.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder het geschil van klager en zijn zuster over de afwikkeling van de nalatenschap niet voortvarend genoeg heeft afgehandeld. Ondanks diverse beloftes heeft verweerder geweigerd de zaak aan de rechtbank voor te leggen. Door de handelwijze van  verweerder heeft klager schade geleden.

 

4    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.1    Verweerder heeft zijn werkzaamheden in overleg en met goedkeuring van klager verricht. Verweerder heeft vanaf het eerste gesprek klager gewezen op de omstandigheid dat de Raad voor Rechtsbijstand een resultaatsberekening zou toepassen en dat het om die reden mogelijk zou zijn dat de gefinancierde rechtshulp op enig moment zou worden ingetrokken, in welk geval verweerder zijn uurtarief in rekening zou brengen. Op 18 december 2008 heeft de Raad voor Rechtsbijstand inderdaad besloten de gefinancierde rechtshulp in te trekken. Het stond verweerder daarna vrij om klager een declaratie voor zijn werkzaamheden te sturen. Verweerder heeft klager op 29 december 2008 een declaratie van € 2.136,80 gezonden. Op het verzoek van klager om een procedure te starten en om een betalingsregeling te sluiten, heeft verweerder klager laten weten dat een procedure veel werkzaamheden met zich mee zou brengen en dat verweerder op zijn minst betaling van de openstaande declaratie verwachtte en een voorschotbedrag voor de nog te verrichten werkzaamheden en de te maken kosten. Bij brief van 24 februari 2009 heeft verweerder klager nogmaals laten weten zijn werkzaamheden op te schorten tot het moment dat de declaratie en het voorschot zouden zijn voldaan. Bij brief van 4 mei 2010 heeft verweerder zijn standpunt herhaald nadat hij door klager aansprakelijk was gesteld. Eerst op 4 januari 2012 heeft verweerder klager nogmaals gesommeerd om tot betaling over te gaan. Hierna heeft klager wederom contact opgenomen met verweerder met het verzoek om een procedure jegens zijn zuster te starten, waarna verweerder wederom heeft aangegeven zich op zijn opschortingsrecht te beroepen en voorts heeft hij aangedrongen op betaling van zijn declaratie. Verweerder benadrukt dat hij klager niet het recht heeft ontzegd om een procedure te starten, maar dat hij zich op zijn opschortingsrecht heeft beroepen in verband met de openstaande declaratie.

 

5    BEOORDELING

5.1    De voorzitter is van oordeel dat uit de stukken niet is gebleken dat de rechtsbijstand niet adequaat is geweest. Verweerder heeft klager voldoende geïnformeerd over zijn rechtspositie inzake de afwikkeling van de nalatenschap alsmede over de gefinancierde rechtshulp en de mogelijkheid van beëindiging van de gefinancierde rechtshulp door de Raad voor Rechtsbijstand. Het feit dat geen procedure aanhangig is gemaakt tegen zijn zuster is aan klager zelf te wijten doordat hij geweigerd heeft de declaratie van verweerder en het  voorschotbedrag te betalen, nadat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging had ingetrokken.  De voorzitter is van oordeel dat het verweerder in die omstandigheden vrijstond zijn werkzaamheden op te schorten.

Verweerder valt geen verwijt te maken. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 2 augustus 2012.

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op     augustus  2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.