Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2412
Zaaknummer
R. 3306/09.138
Inhoudsindicatie
In een akte tot wraking van een rechter heeft (de gemachtigde van) de advocaat zich denigrerend en op de persoon gericht uitgelaten. De Raad is van oordeel dat (de gemachtigde van) verweerder zich op een zakelijke en functionele wijze had kunnen en moeten uitlaten over de gewraakte rechter, meer in het bijzonder waar de term "wetsverkrachter" wordt gebezigd.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De Raad verklaart de klacht gegrond en legt aan de advocaat de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 8 september 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het dossier is door de Raad ontvangen op 10 september 2009.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 16 november 2009. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder de behandelend voorzitter en leden van de Raad gewraakt.
1.4 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 8 maart 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.
1.5 Bij beslissing van 22 maart 2010 is het wrakingsverzoek toegewezen.
1.6 De voortgezette behandeling ter zitting van de klachtzaak heeft plaatsgevonden op 14 november 2011. Klager is ter zitting verschenen. Verweerder is – met schriftelijk voorbericht – niet verschenen.
FEITEN
2.1 Bij brief van 2 april 2009 heeft klager aan de gemachtigde van verweerder opheldering gevraagd over enkele uitlatingen in een akte tot wraking van een kantonrechter te Rotterdam van 28 februari 2009 die de gemachtigde van verweerder bij de Rechtbank in Rotterdam had ingediend.
2.2 Voorzover in deze relevant is in deze akte tot wraking door verweerder het volgende gesteld: “Dat deze rechter een wetsverkrachter is en haar eed tot eerbiediging van de wetten breekt – gedaagde behoudt zich te dien aanzien alle rechten voor;
….
Dat zij voorts de ongehoordheid vertoont van een eigengereidheid en een negatie van de wet, en dat dit duidelijk getuigt van een minachting van de wet en de advocatuur en haar organen en dat alleen al daarom ernstige twijfel aan iedere objectiviteit als rechter gerechtvaardigd is en zij – wat zij ook moge beweren – de schijn van partijdigheid meer dan gewekt heeft, nl. dat die wel vast staat;
…..
En dat hij heeft nagelaten ter zitting die nader te moeten motiveren, en dat op een zitting waarop de rechter eindeloos bleef zeuren en zaniken met goedpraterij voor eiseres en zonder aan gedaagde te vragen om enige nadere toelichting van die reconventionele vordering, wat zij hem nu verwijt om zijn beroep daarop door haarzelf te kunnen passeren.
…..
…..Voor gewone mensen een onwaarschijnlijk intimiderend optreden, dat naar de moraal als hoogst verwerpelijk dient te worden gekwalificeerd”.
2.3 Bij brief van 17 april 2009 heeft verweerder daarop gereageerd onder het beding van strikte vertrouwelijkheid.
2.4 Bij brief van 7 mei 2009 heeft klager verweerder opnieuw de gelegenheid gegeven om zich uit te laten.
2.5 Bij brief van 11 mei 2009 heeft verweerder verwezen naar zijn eerdere reactie van 17 april 2009.
2.6 Bij brief van 7 juli 2009 heeft klager verweerder zijn visie gegeven en de gelegenheid gegeven voor verweer tegen de ambtshalve klacht.
2.7 Bij brief van 31 augustus 2009 heeft verweerder zijn standpunt aan klager te kennen gegeven.
KLACHT
3. Klager verwijt verweerder dat zijn gemachtigde in een akte tot wraking van 28 februari 2009 een aantal uitlatingen heeft gedaan jegens de persoon van de rechter, welke uitlatingen een behoorlijk handelend advocaat niet betamen. Weliswaar is de akte tot wraking ingediend en ondertekend door de gemachtigde van verweerder, doch dat neemt niet weg dat deze bewoordingen aan verweerder kunnen worden toegerekend in zijn hoedanigheid van advocaat. Immers, de wraking vloeit voort uit een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, van 24 februari 2009 in een geschil tussen verweerder en kantoor A., waarin verweerder onmiskenbaar als advocaat pro se is opgetreden.
VERWEER
4. Een duidelijk verweer valt niet goed te destilleren uit de correspondentie van verweerder met klager, niettegenstaande het feit dat klager hem herhaalde malen om een standpunt heeft gevraagd met betrekking tot de vraag of de uitlatingen behoorlijk zijn. Verweerder heeft gesteld dat het aan de betrokken rechter is om te klagen en niet aan de deken.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Ten aanzien van de door verweerder gestelde onbevoegdheid van de Raad om over de klacht te oordelen verwijst de Raad naar artikel 46f van de Advocatenwet. Uit laatstgenoemd artikel volgt de bevoegdheid van de Raad om ten aanzien van de klacht van klager een beslissing te nemen. De klacht is derhalve ontvankelijk.
5.2 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Raad van oordeel dat de gemachtigde van verweerder zich in de akte tot wraking denigrerend en op de persoon gericht heeft uitgelaten over de gewraakte rechter. De Raad is van oordeel dat de gemachtigde van verweerder zich op een zakelijke en functionele wijze had kunnen en moeten uitlaten over de gewraakte rechter, meer in het bijzonder waar de term “wetsverkrachter” is gebezigd. De Raad acht de door de gemachtigde van verweerder gebezigde bewoordingen in het verkeer met een gewraakte rechter onbehoorlijk. Niet is gebleken (integendeel) dat verweerder zich distantieert van de door zijn gemachtigde gebezigde uitlatingen, zodat aangenomen moet worden dat het citaat als mededelingen van verweerder hebben te gelden. Ook als partij dient verweerder zich in een procedure betamelijk te gedragen. Die grens is door verweerder overschreden. De klacht is gegrond.
MAATREGEL
6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.P.M. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. A.J.N. van Stigt, leden, en mw mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2012.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.