Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3112

Zaaknummer

R. 3706/11.108

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing is ongegrond. De gronden van het verzet betreffen slechts een uitwerking van de eerdere klacht en leiden niet tot een ander oordeel.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 5 mei 2011  met kenmerk R 10/11/68, door de Raad ontvangen op 9 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de Raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 13 mei 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 mei 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 20 mei 2011 door de Raad ontvangen op 23 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 12 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klager heeft op 17 oktober 2006 een agentuurovereenkomst gesloten met V. Holding.

2.2 Op 16 september 2007 heeft klager een verkeersongeluk gehad, waardoor hij arbeidsongeschikt is geraakt.

2.3 Bij brief van 30 september 2007 heeft V. Holding aan klager aangekondigd de agentuurovereenkomst te beëindigen.

2.4 De voormalig kantoorgenoot van verweerder, mr. F., heeft voor klager een kort geding en een bodemprocedure aanhangig gemaakt.

2.5 Bij vonnis in kort geding van 2 juni 2008 van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, zijn de door klager gevorderde voorzieningen afgewezen.

2.6 Verweerder heeft de zaak van zijn voormalig kantoorgenoot, mr. F., overgenomen, nadat deze zich als advocaat had laten uitschrijven.

2.7 Op 4 december 2009 heeft de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam in de bodemprocedure vonnis gewezen. De rechtbank heeft de vordering van klager gedeeltelijk toegewezen.

2.8 Bij brief van 22 september 2010 heeft verweerder klager bevestigd dat hij niet langer als advocaat van klager zal optreden. Voor zover in deze relevant heeft verweerder klager in die brief voorts geschreven:

“U verzocht mij aan u het procesdossier in origineel ter hand te stellen, alsmede de originele stukken uit het dossier aan u te overhandigen. U gaf aan, dat u het procesdossier en de originele stukken vrijdag 24 september a.s. om 14.00 uur bij mij op kantoor komt ophalen. Dit is akkoord. De stukken zullen dan op het secretariaat klaarliggen. Voorts gaf u aan zeer te tevreden te zijn over het werk van mr. F. (red.). U wenst niet, dat ik de werkzaamheden voortzet, omdat ik mijn twijfels heb uitgesproken over de haalbaarheid van deze kwestie. Dit is uw keuze, die ik dien te respecteren. Ik zal dit ook doen.”

2.9 Nadat verweerder bekend was geworden met de naam van de opvolgend advocaat van klager heeft hij aan die advocaat de originele memorie van grieven en nog enkele andere originele stukken uit het dossier gezonden.

2.10 Bij brief van 6 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. heeft geweigerd om zich in een procedure te beroepen op het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen klager en V. Holding en dat hij niet de originele stukken aan klager heeft willen toezenden;

b. klager twee keer dezelfde griffiekosten in rekening heeft gebracht;

c. heeft geweigerd klager in hoger beroep bij te staan.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager twee overeenkomsten met zijn werkgever heeft gesloten en deze beide aan de voormalig kantoorgenoot van verweerder beschikbaar heeft gesteld. Het betrof een agentuurovereenkomst die in Nederland is opgesteld en een arbeidsovereenkomst die in Dubai is opgesteld. Klager heeft gesteld dat verweerder de fouten van zijn voormalig kantoorgenoot wilde dekken en om die reden de arbeidsovereenkomst niet in het hoger beroep wilde inbrengen.

 

4 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij klagers zaak van zijn kantoorgenoot heeft overgenomen, nadat de zaak voor vonnis stond. Verweerder heeft zelf geen processtukken opgesteld, behalve een pro forma hoger beroep dagvaarding. Verweerder heeft de opvolgend advocaat van klager alle relevante stukken doen toekomen. Verweerder heeft gesteld dat hij en klager het niet eens waren over de haalbaarheid van de zaak.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder betwist dat de boekhouding van zijn kantoor niet op orde zou zijn en dat klager ten onrechte twee keer hetzelfde griffierecht heeft betaald. Verweerder heeft aangevoerd dat klager griffierechten heeft moeten betalen in kort geding, de bodemprocedure en ook in de hoger beroepsprocedure.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Verweerder heeft gesteld dat hij klager op dinsdag 21 september 2010 heeft gesproken en dat klager hem had medegedeeld dat hij niet langer zijn belangen zal behartigen en dat de opvolgend advocaat de behandeling van de zaak zal overnemen. Verweerder is dan ook van mening dat er geen sprake was van weigering van zijn kant om de procedure voort te zetten.

 

5 BEOORDELING

5.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad debeoordeling van de (plaatsvervangend) voorzitter van 13 mei 2011. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klachtonderdelen en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de (plaatsvervangend) voorzitter heeft gegeven. 

 

 6. BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.