Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3042
Zaaknummer
12-077A
Inhoudsindicatie
Betreft schorsing met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat op de voet van artikel 60 b Advocatenwet. Verweerder reageert niet op verzoeken van de deken en is niet bereikbaar voor cliënten. De wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent en zich laat waarnemen laat ernstig te wensen over. De raad acht het onverantwoord dat zonder structurele verbetering van de uitoefening van de praktijk de praktijk van verweerder wordt voortgezet. De raad zal het verzoek van de deken dan ook toewijzen, met dien verstande dat zij een onmiddellijke schorsing in de praktijk voor onbepaalde tijd geboden acht.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
BESLISSING van 23 juli 2012
in de zaak 12-077 A
naar aanleiding van het op 3 mei 2012 ontvangen rapport in de zin van artikel 60c lid 1 Advocatenwet van:
de deken
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 maart 2012, bij de raad binnengekomen op 9 maart 2012,
heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam een
verzoek als bedoeld in artikel 60c lid 1 Advocatenwet ten aanzien van verweerder
ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 16 april 2012 ten overstaan van mr. H. Brouwer, als voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en in aanwezigheid van de waarnemend deken mr. P.N. van Regteren Altena, namens de deken, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Bij beslissing van 20 april 2012 heeft de voorzitter het verzoek van de deken op de
voet van artikel 60c lid 1 Advocatenwet tot het bevelen van een nader onderzoek en
aanwijzing van een rapporteur toegewezen. Als rapporteur is benoemd mr. F.T.
Panholzer, advocaat te Amsterdam.
1.4 Bij brief van 3 mei 2012 heeft de rapporteur zijn rapport toegezonden.
1.5 Ter zitting van 23 mei 2012 is het rapport achter gesloten deuren in aanwezigheid van de (waarnemend) deken en de rapporteur behandeld. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Van die behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft aan het begin van de zitting mondeling mededeling gedaan dat - na beraad in raadkamer voorafgaand aan de zitting – door de raad besloten is het verzoek van verweerder, gedaan bij faxbrief van 09.55 uur op de dag van de zitting, om aanhouding van zijn zaak af te wijzen. De raad is van oordeel dat het belang van een behoorlijke procesgang - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van verweerder om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn. De raad heeft daarom het verzoek om aanhouding afgewezen. De raad heeft daarbij in overweging genomen dat verweerder bij faxbrief van 18 mei 2012 al schriftelijk heeft gereageerd op de klacht van klagers en de deken. Hoewel buiten de door de deken gestelde termijn ingediend, zal de raad het verweer van verweerder aan het klachtdossier toevoegen. De raad acht verweerder al met al niet in overwegende mate in zijn verdediging geschaad.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. bedoelde brief van 8 maart 2012 en de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 t/m 8, waaronder alle beslissingen en bijbehorende stukken in de zaken 12-078A en 12-079A, het proces-verbaal van de zitting van 16 april 2012, het rapport ex artikel 60g Advocatenwet d.d. 3 mei 2012 en de faxbrief van verweerder van 18 mei 2012.
2. VERZOEK
2.1 De deken heeft in zijn verzoek aan de raad gesteld dat verweerder er blijk van heeft gegeven zijn praktijk niet behoorlijk te kunnen uitoefenen. De deken verzoekt de raad verweerder tenminste een voorwaardelijke schorsing op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden dat verweerder alsnog de vereiste opleidingspunten zal halen en zorg draagt voor een adequate waarnemingsregeling van zijn praktijk.
3. FEITEN
3.1 Voor de feiten waarvan kan worden uitgegaan, wordt verwezen naar de beslissing van de voorzitter van de raad van 20 april 2012. Naast de in die beslissing vastgestelde feiten, kan van het volgende worden uitgegaan.
3.2 De conclusie van de rapporteur luidt dat hij niet de indruk heeft dat verweerder niet in staat is om de praktijk behoorlijk uit te oefenen. De rapporteur acht het wenselijk dat alsnog een waarnemingsregeling wordt georganiseerd en dat verweerder door inschrijving op cursussen er blijk van geeft op korte termijn te willen voldoen aan de vereisten van de beroepsopleiding. Ter zitting van 23 mei 2012 heeft de rapporteur aanvullend geconcludeerd dat het blijven monitoren van de praktijk van verweerder geboden is.
4. BEOORDELING
4.1 De raad stelt vast dat uit het rapport, het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder niet, althans niet op behoorlijke wijze reageert op verzoeken van de deken en niet bereikbaar is voor cliënten. De wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent en zich laat waarnemen laat ernstig te wensen over. Ook ten aanzien van de naleving van de Verordeningen van de Nederlandse orde van advocaten en de centrale controle daarop is verweerder in gebreke. Het is de raad niet gebleken dat verweerder na het onderzoek door de rapporteur zich inmiddels heeft ingeschreven voor cursussen om op korte termijn te kunnen voldoen aan de vereisten van de beroepsopleiding. De heden uitgesproken beslissingen in de klachtzaken 12-078A en 12-079 A tonen aan dat het verweerder aan juridische kennis ontbreekt om zaken te behandelen buiten zijn eigen vakgebied, het fiscale recht, maar dat dit hem er niet van weerhoudt dergelijke zaken toch te behandelen.
4.2 Op grond van het voorgaande komt de raad tot de conclusie dat vast staat dat verweerder blijvend of tijdelijk niet in staat is zijn praktijk, behoorlijk te kunnen uitoefenen.
De raad acht het onverantwoord dat zonder structurele verbetering van de uitoefening van de praktijk de praktijk van verweerder wordt voortgezet. De raad verstaat dat de deken verzoekt om een schorsing ex artikel 60b Advocatenwet en zal het verzoek van de deken dan ook toewijzen, met dien verstande dat hij een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60b Advocatenwet geboden acht.
5. Met betrekking tot de kosten van het onderzoek.
5.1 Ingevolge artikel 60d lid 4 Advocatenwet dient verweerder de kosten van het onderzoek te dragen. De kosten van de rapporteur bedragen blijkens zijn opgave
€ 1.555,92 inclusief BTW. Verweerder heeft deze kosten niet bestreden. De raad zal bepalen dat indien de orde van advocaten te Amsterdam deze kosten voldoet aan het kantoor van de rapporteur de orde gerechtigd is dat bedrag later van verweerder terug te vorderen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- schorst verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd;
- stelt het aan de rapporteur toekomende honorarium vast op € 1.555,92 inclusief BTW;
- bepaalt dat verweerder dit bedrag aan het kantoor van de rapporteur dient te voldoen;
- bepaalt dat indien de orde van advocaten te Amsterdam deze kosten aan het kantoor van de rapporteur voldoet, zij gerechtigd is dit bedrag terug te vorderen van verweerder.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, A.M. Vogelzang, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2012.
Voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder;
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten;
- de rechtbank te Amsterdam;
- de voorzitter van de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam.
Van deze beslissing kan, voor zover deze betrekking heeft op de schorsing van verweerder, hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder;
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van de beslissing die betrekking heeft op de vaststelling van de kosten van de rapporteur ex artikel 60d lid 3, kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl