Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2733

Zaaknummer

M28-2011

Inhoudsindicatie

Schijn gewekt bevoegd te zijn om in een procedure in Duitsland op te treden. Advocaat dient bij zijn cliënt geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan dat hij niet bevoegd is om in Duitsland te procederen.

Inhoudsindicatie

Advocaat dient de kosten van rechtsbijstand en de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand met zijn cliënt te bespreken. Hij dient zijn cliënt er voorts op te wijzen dat in Nederland geen toevoeging kan worden aangevraagd voor een procedure in Duitsland.

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient zijn cliënt te wijzen op de risico’s aan het niet betalen van alimentatie. Onjuist advies om geen verweer te voeren tegen alimentatievordering.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond. schorsing twee weken, openbaarmaking ex art 48 lid 3 en uitspraak ex art 48lid7.

Uitspraak

 

Beslissing van 7 mei 2012

in de zaak M 28 - 2012

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

A

                  

klager

gemachtigde:        B

 

tegen:

                                        mr. C

                                       

                                        verweerder

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 25 januari 2012 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 26 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-   de brief van de deken van 25 januari 2012, met bijlagen;

-   de brief van  de deken van 9 februari 2012, met bijlagen;

-   de brief van de gemachtigde van klager van 16 februari 2012, met       bijlagen.

 

 

 

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is uitgegaan van het navolgende:

2.1         Klager heeft zich in augustus 2009 tot verweerder gewend met het verzoek om zijn belangen te behartigen ter zake van een alimentatiegeschil met zijn ex-partner, wonende te D.

2.2         Verweerder heeft klager bijgestaan in voormelde alimentatiezaak. Verweerder heeft in de procedure bij het amtsgericht geen verweer gevoerd namens klager, waarna klager bij verstek is veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie. Het amtsgericht Aachen heeft verweerder bij brieven van 9 november 2009 en 7 december 2009 aangeschreven als R.

 

3               klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.      verweerder klager ten onrechte heeft voorgehouden dat hij bevoegd is als advocaat in D te procederen;

2.      verweerder heeft verzuimd een toevoeging voor klager aan te vragen;

3.      verweerder klager ten onrechte heeft geadviseerd de alimentatie niet te betalen en hem niet heeft gewezen op de risico’s van niet-betaling;

4.      verweerder de belangen van klager niet adequaat heeft behartigd en klager niet van de voortgang op de hoogte heeft gehouden;

5.      verweerder aan klager onjuiste adviezen heeft verstrekt en klager niet op de juiste wijze op de hoogte heeft gebracht van de lopende alimentatieprocedure in D en evenmin verweer heeft gevoerd, ofschoon hij de schijn heeft gewekt verweer te zullen voeren, waardoor hij de belangen van klager niet zorgvuldig heeft behartigd;

6.      verweerder ten onrechte aansprakelijkheid heeft afgewezen.

 

          K lager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende aangevoerd:

         

3.2     Klager had zich tot verweerder gewend, omdat deze naar eigen zeggen

gespecialiseerd is in D-N grensoverschrijdende rechts-problematiek. Verweerder heeft klager voorgehouden dat hij bevoegd zou zijn om in rechte in D te procederen, wat niet zo blijkt te zijn. Verweerder kan in D slechts al jurist optreden en niet als R. Verweerder heeft bij klager de schijn van bevoegdheid gewekt.

 

 3.3    Verweerder heeft klager nooit gewezen op de mogelijkheid van het doen van aangifte door zijn ex-echtgenote, indien klager zijn alimentatieverplichting niet zou nakomen. Klager had hiervan via derden vernomen. Verweerder antwoordde klager desgevraagd dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Verweerder heeft klager zelfs geadviseerd de alimentatie niet langer te betalen, terwijl klager deze wel verschuldigd was, zonder hem te wijzen op de risico’s. Procederen had wel zin. Het was duidelijk dat de alimentatie gelet op het inkomen van klager te hoog was. Het door verweerder gevoerde overleg met de wederpartij was niet in overeenstemming met  de voorstellen van klager. Verweerder heeft niets aan klager bevestigd.

 

3.4    Klager heeft inmiddels een andere advocaat in de arm genomen om zijn belangen te behartigen. Deze advocaat is een procedure strekkende tot wijziging van de alimentatie gestart. Het amtsgericht stelt zich op het standpunt dat client reeds tijdens de procedure verweer kon voeren, doch dit heeft nagelaten, op grond waarvan het wijzigingsverzoek is afgewezen. Hieruit volgt dat verweerder, door geen verweer te voeren, anders dan hij klager heeft voorgehouden, de belangen van klager niet zorgvuldig heeft behartigd.

 

3.5    Verweerder was niet bevoegd in D op te treden. Verweerder staat niet ingeschreven als R noch als rechtsbeistand.

 

 

4.        VERWEER

4.1    Verweerder heeft klager bij herhaling proberen uit te leggen dat de alimentatieverplichting            ten aanzien van kinderen in D conform de wet in principe blijvend is en dat bij niet vervulling mogelijk aangifte kan worden gedaan. Ook al is er sprake van een uitkering of financiele problemen, dan nog blijft de verplichting bestaan. Een verzoek tot opschorting c.q. vermindering werd door de vrouw niet geaccepteerd. Onder deze omstandigheden was procederen zinloos. Bovendien diende algehele financiële inzage gegeven te worden.

 

 4.2      Omdat er op het moment dat klager verweerder bezocht al een aanzienlijke

alimentatieachterstand bestond, heeft verweerder direct contact opgenomen met de raadsman van de wederpartij voor een bespreking, ook om te voorkomen dat er aangifte zou worden gedaan. Verweerder heeft met de advocaat van de wederpartij uitdrukkelijk overleg gevoerd inzake vermindering van de kinderalimentatie. De vrouw ging daarmee niet akkoord. Verweerder heeft klager toen geadviseerd toch maar maandelijks een bedrag te betalen, omdat in Nederland geëxecuteerd kon worden.

 

 4.3     Klager was ervan op de hoogte dat in D aangifte gedaan kon worden.   Het is niet juist dat verweerder klager verzekerd heeft dat hij geen risico zou lopen in geval van niet betalen. Verweerder heeft klager geadviseerd alimentatie te betalen en op de risico’s van niet-betaling gewezen.

 

4.4.            Verweerder heeft zich niet geprofileerd als R. Verweerder kan in D optreden als Rechtsbeistand en als Nederlandse advocaat daar waar geen sprake is van een “ Anwaltsprozess” . Dat verweerder in D als rechtsbeistand kan optreden blijkt uit een certificaat van 27 juni 1989. .

 

      4.5   Verweerder had een toevoeging kunnen aanvragen ter zake vermindering       alimentatie. Hij heeft dat niet gedaan.

 

 4.6      Verweerder heeft terecht aansprakelijkheid afgewezen.

 

5.      BEOORDELING

5.1       Verweerder heeft verregaand gesuggereerd dat hij bevoegd was in D te procederen. Op de home page van het kantoor van verweerder staat vermeld dat verweerder Buitengewoon lid is van de D "A", 1989. Verweerder heeft niet één keer gereageerd op de aanschrijftitel R. Verweerder werd door de advocaat van de wederpartij en het amtsgericht aangeschreven als R. In het verstekvonnis staat verweerder vermeld als R. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. De raad acht de stelling van verweerder dat hij zich niet heeft gesteld als R niet aannemelijk, nu het amtsgericht verweerder in het verstekvonnis als zodanig heeft aangeduid en verweerder hierop in het geheel niet heeft gereageerd. Het had op de weg van verweerder gelegen bij klager geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan over het gegeven dat hij niet bevoegd was in D te procederen. Noch uit het aan de raad overgelegde dossier, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder klager hierover duidelijk heeft geïnformeerd. De raad acht het eerste onderdeel van de klacht gegrond.

5.2       Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Voorts dient een advocaat bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtshulp.

5.3       Niet gebleken is dat verweerder de mogelijkheid van een toevoeging met klager heeft besproken, danwel dat verweerder goede gronden had om aan te nemen dat klager niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Voor zover daarvan sprake was had het op de weg van verweerder gelegen dit schriftelijk aan klager te bevestigen. Verweerder had klager bovendien erover dienen te informeren dat in N geen toevoeging kan worden aangevraagd voor een procedure in D. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

5.4       Niet is komen vast te staan dat verweerder klager heeft geadviseerd om de alimentatie niet te betalen. Het had wel op de weg van verweerder gelegen om klager te wijzen op de risico’s van het niet betalen van de alimentatie. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is hiervan niet gebleken. De raad zal het derde onderdeel gegrond verklaren, voor zover dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op het niet wijzen op de risico’s van het niet betalen van de alimentatie.

5.5       Verweerder was op de hoogte van de procedure in D. Verweerder heeft klager ten onrechte niet verwezen naar een D advocaat om de belangen van klager in die procedure te behartigen. Verweerder heeft zich, onbevoegd, gesteld in de procedure en vervolgens nagelaten verweer te voeren. Verweerder heeft klager onjuist geadviseerd om geen verweer te voeren tegen de vordering tot betaling van alimentatie. Verweerder heeft klager onjuist geadviseerd om geen verweer te voeren en gekozen voor een ongebruikelijke en risicovolle aanpak van de zaak. Voor zover hiervoor in overleg met cliënt was gekozen, wat door klager overigens wordt betwist, had het op de weg van verweerder gelegen dit ongebruikelijke advies schriftelijk vast te leggen.

Dat verweerder aansprakelijkheid heeft afgewezen acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 

6.         MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft de schijn gewekt bevoegd te zijn om voor klager op te treden in de procedure in D, heeft klager in het ongewisse gelaten over het verloop van de procedure, heeft verweerder niet gewezen op de risico’s van het niet voeren van verweer en vervolgens van het niet ebtalen van de alimentatie. Verweerder heeft de belangen van klager aldus onvoldoende zorgvuldig behartigd, waarvan verweerder een ernstig tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

        6.2     Gelet op bovenstaande is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel en dat er voldoende grond aanwezig is om ingevolge artikel 48 lid 7 van de advocatenwet uit te spreken dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-         verklaart de klachtonderdelen1, 2,3, voor zover dit betrekking heeft op het niet wijzen op de risico’s van het niet betalen van de alimentatie, 4 5 gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken;

-         bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan; voor het geval verweerder uit  hoofde van de heden genomen beslissing in de zaak M 203/2011 of uit anderen hoofde  is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend aan de afloop van die schorsing of de wederinschrijving op het tableau;

-         gebiedt de openbaarmaking van deze schorsing –zodra onherroepelijk -op de door de deken in het arrondissement Maastricht gebruikelijk toe te passen wijze;

 

-         spreekt ingevolge artikel 48 lid 7 van de advocatenwet uit dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

-         wijst klachtonderdeel 3 voor het overige en klachtonderdeel 6 als ongegrond af.

             

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2012 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl