Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:25

Zaaknummer

155/12

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie van zijn cliënt betreffende een openstaande vordering op een wederpartij en laatstgenoemde sommeren tot betaling. Het is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar als achteraf blijkt dat de cliënt zich heeft vegist en de vordering reeds is betaald.

Uitspraak

Beslissing van 9 oktober 2012

in de zaak 155/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad van 18 september 2012 met kenmerk 1112/77, door de raad ontvangen op 19 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Klager is gehuwd geweest met mevrouw S. In de afgelopen jaren zijn er verschillende procedures tussen beiden gevoerd. Voor mevrouw S. trad in eerste instantie een kantoorgenoot van verweerder op en na diens vertrek van kantoor is verweerder de belangen van mevrouw S. gaan behartigen. Dit betrof een alimentatieprocedure in hoger beroep. Hoewel een gelegd loonbeslag inmiddels was opgeheven, hield de werkgever van de klager de door deze te betalen alimentatiebedragen in om die te storten op de rekening van mevrouw S.

1.3    In december 2011 wijst klager verweerder erop dat hij per 22 april 2012 ontslagen is van zijn alimentatieverplichtingen. Hij verzoekt verweerder zijn werkgever daarvan op de hoogte te stellen. Verweerder voldoet daaraan bij brief van 17 januari 2012.

1.4    De werkgever van klager staakt de inhoudingen op het loon van klager reeds per 1 februari 2012, doch meldt dit niet aan klager.

1.5    Mevrouw S. laat verweerder weten dat zij over de maand februari 2012 geen alimentatie heeft ontvangen en verweerder sommeert klager op 7 februari 2012 de alimentatie over de maand februari 2012 alsnog te betalen bij gebreke waarvan wellicht loonbeslag zou worden gelegd.

1.6    Klager legt verweerder uit waarom de alimentatie niet op tijd was voldaan en voldoet per omgaande de verschuldigde alimentatie en zorgt ook voor betaling over de maanden die resten.

1.7    Op 2 april 2012 sommeert verweerder klager opnieuw omdat een achterstand zou bestaan in de betaling van de alimentatie van één maand. Klager protesteert en geeft aan dat daarvan geen sprake is. Op 11 april 2012 laat verweerder klager weten dat zijn cliënte er bij blijft dat er een achterstand is en dat hij deze moet inlopen bij gebreke waarvan een deurwaarder zal worden ingeschakeld. Per omgaande reageert klager en legt uit dat er geen achterstand is. Hij eist excuus van verweerder. Op 12 april 2012 laat verweerder klager weten dat hij nog eens navraag zal doen bij zijn cliënte waarna verweerder op 17 april 2012 laat weten dat klager gelijk heeft en dat klager aan zijn alimentatieverplichtingen heeft voldaan. Verweerder biedt excuus aan voor het ongemak dat voortvloeide uit het heen en weer mailen.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door bij herhaling met beslaglegging te dreigen zonder zich te verdiepen in de vraag of klager aan zijn onderhoudsplicht had voldaan. Hij had zijn cliënte eerder behoren uit te leggen dat zij een inschattingsfout maakte.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij als advocaat van mevrouw S., haar belangen diende te behartigen en mocht afgaan op haar mededelingen. Zo kon het gebeuren dat aan klager sommaties werden verzonden. Toen klager stellig bleef in zijn protest heeft verweerder de alimentatiebetalingen door zijn cliënte op een rij laten zetten en is gebleken dat klager gelijk had. Hij heeft daarop zijn verontschuldigingen aangeboden.

 

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat uit het e-mailbericht van 11 april 2012 van verweerder aan klager blijkt welke betalingen zijn gedaan. Dat overzicht heeft hij van zijn cliënte ontvangen. Daaruit heeft verweerder de conclusie getrokken dat de betaling over de maand maart 2012 ontbrak, hetgeen niet onbegrijpelijk was. Vervolgens heeft klager diezelfde dag, 11 april 2012, verweerder een nadere toelichting gegeven op de gedane betalingen. Verweerder heeft dat geverifieerd bij zijn cliënte en op 12 april 2012 per e-mail aan klager laten weten dat diens standpunt  juist was. Gelet op het feit dat die informatie afkomstig was van de cliënte van verweerder op de juistheid waarvan verweerder in beginsel mag afgaan, kan niet gesteld worden dat het dreigen met beslaglegging onbehoorlijk was. Bovendien is er geen beslag gelegd. Ook heeft verweerder zijn excuus aangeboden voor het ongemak. Derhalve is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 9 oktober 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op        oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

 

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.