Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3416

Zaaknummer

12-296Alk

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerster heeft met executieopdracht en niet opgeven verhinderdata de marges van de haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden.

Uitspraak

Beslissing van 1 november 2012

in de zaak 12-296Alk

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar van 8 oktober 2012, door de raad ontvangen op 11 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Tussen klager en zijn voormalig partner (“de vrouw”) is een procedure gevoerd over de omvang van de door klager te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van klager en de vrouw. De procedure heeft op 11 mei 2005 geresulteerd in een beschikking van de rechtbank waarbij is bepaald dat klager met ingang van 12 februari 2005 maandelijks een bedrag van EUR 313,81 aan de vrouw dient te voldoen.

1.3 Op 28 juni 2009 hebben klager en de vrouw in afwijking van de beschikking een overeenkomst gesloten, waarbij is vastgelegd dat de door klager te betalen kinderalimentatie naar beneden is bijgesteld tot een maandelijks te betalen bedrag van EUR 200. Klager heeft laatstgenoemd bedrag enkele jaren voldaan.

1.4 Bij brief van 7 maart 2012 aan klager heeft verweerster namens de vrouw de overeenkomst van 28 juni 2009 met een beroep op dwaling vernietigd. In dezelfde brief heeft verweerster klager gesommeerd met ingang van 1 maart 2012 maandelijks een bedrag van EUR 375,89 aan de vrouw te voldoen. Dit is het bedrag dat (rekening houdend met indexering) verschuldigd is op grond van de beschikking van de rechtbank. Voorts heeft verweerster namens de vrouw aanspraak gemaakt op de (eveneens geïndexeerde) achterstallige alimentatie van de afgelopen drie jaar.

1.5 Nadat verweerster klager nadien meermaals had gesommeerd tot betaling over te gaan, heeft zij op 24 mei 2012 de beschikking van 11 mei 2005 door een deurwaarder aan klager laten betekenen met bevel tot betaling van een bedrag van EUR 6.261,11 aan achterstallige kinderalimentatie en een maandelijks bedrag van EUR 357,86 voor nog te vervallen kinderalimentatietermijnen vanaf 1 mei 2012.

1.6 Bij fax van 11 juni 2012 heeft de advocaat van klager verweerster onder toezending van een concept kort gedingdagvaarding aangekondigd dat hij in kort geding staking van de executiemaatregelen zou vorderen en voorts verweerster verzocht haar verhinderdata op te geven.

1.7 Bij fax van 11 juni 2012 heeft verweerster de advocaat van klaagster bericht dat de vrouw bereid is om het treffen van executiemaatregelen op te schorten in afwachting van de afloop van een door klager op te starten procedure ter zake de wijziging van de kinderalimentatie en dat een executiegeschil in kort geding daarom niet noodzakelijk zal zijn. Verweerster schrijft voorts dat zij het verzoekschrift tot wijziging kinderalimentatie graag spoedig tegemoet ziet, bij gebreke waarvan zij de vrouw zou adviseren de executie alsnog doorgang te laten vinden.

1.8 Bij e-mail van 12 juni 2012 heeft verweerster de advocaat van klager bericht dat zij hem gezien haar fax van 11 juni 2012 geen verhinderdata zal zenden en dat de deurwaarder inmiddels opdracht had gekregen de executie op te schorten. In reactie hierop heeft de advocaat van klager verweerster bij fax van 18 juni 2012 bericht dat hij klager heeft geadviseerd niet in te gaan op verweersters voorstel een procedure tot wijziging van kinderalimentatie  aanhangig te maken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster

1 voorbij gaat aan het bestaan van de overeenkomst van 28 juni 2009 en de deurwaarder, bij het verlenen van de opdracht tot executie van de beschikking van de rechtbank, niet volledig heeft geïnformeerd, een en ander om op oneigenlijke wijze executie te bewerkstelligen. Verweerster had de deurwaarder ook in kennis moeten stellen van voormelde overeenkomst tussen klager en de vrouw;

2 geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om opgave van haar verhinderdata voor de kort gedingprocedure strekkende tot schorsing van de executiemaatregelen, waardoor sprake is van obstructie van de rechtsgang.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft ten aanzien van klachtonderdeel 1 aangevoerd dat de vrouw zich op het standpunt stelt dat zij ten aanzien van het aangaan van de overeenkomst van 28 juni 2009 heeft gedwaald en dat verweerster om die reden de overeenkomst namens de vrouw heeft vernietigd. In de visie van de vrouw is zij derhalve niet gebonden aan de overeenkomst en vormt de beschikking van de rechtbank de basis voor de door klager te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Verweerster heeft verder aangevoerd dat zij klager herhaaldelijk heeft gesommeerd tot betaling van hetgeen waartoe hij op grond van de beschikking verplicht was jegens de vrouw en dat zij pas daarna tot executiemaatregelen is overgegaan. Over klachtonderdeel 2 heeft verweerster zich niet afzonderlijk uitgelaten.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat nu de klachten zijn gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 De voorzitter overweegt dat het niet aan de tuchtrechter is om een inhoudelijk oordeel te geven over het civielrechtelijke geschil tussen klager en de vrouw. Indien klager het niet eens is met het door verweerster namens de vrouw ingenomen standpunt kan klager dit in een civiele procedure bestrijden, hetgeen hij blijkens de brieven van zijn advocaat ook voornemens was in kort geding te doen. Dat verweerster in dat kader haar verhinderdata niet heeft doorgegeven levert gemeten naar de in 4.1 vermelde maatstaf geen tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen op. Verweerster heeft klagers advocaat immers toegelicht dat de executie vooralsnog zou kunnen worden opgeschort en een kort geding niet nodig was. Dat was een valide reden om vooralsnog geen verhinderdata op te geven. Het betreffende klachtonderdeel 2 is daarom kennelijk ongegrond.

4.3 Ditzelfde geldt voor klachtonderdeel 1. Verweerster stelde zich namens de vrouw op het standpunt dat de afspraken in de overeenkomst van 28 juni 2009 als gevolg van de vernietiging op grond van dwaling niet meer golden, waardoor de beschikking van de rechtbank herleefde en de vrouw op basis van die beschikking betaling van de bijdrage door klager mocht verlangen. In dit licht bezien was verweerster niet gehouden bij het verlenen van de executieopdracht aan de deurwaarder deze (inmiddels vernietigde) overeenkomst te verstrekken. Verweerster heeft geen informatie achtergehouden die voor de deurwaarder essentieel was om zijn wettelijke taak bij het executeren van de beschikking te kunnen uitvoeren. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de grenzen van de vrijheid die zij als advocaat heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt derhalve niet overschreden.

4.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr.S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 1 november 2012.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.