Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2754

Zaaknummer

11-268H

Inhoudsindicatie

Een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, dient daarbij op zorgvuldige wijze te handelen door bijvoorbeeld daaraan voorafgaand behoorlijk overleg te voeren met die advocaat en daadwerkelijk informatie en standpunten uit te wisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen, de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of deze inderdaad wenst van advocaat te wisselen. Klacht gegrond. Klaagster geen eigen belang bij klacht over de mogelijke onzekerheid die zou ontstaan bij cliënt over de vraag wie zijn zaak behandelde.

Uitspraak

BESLISSING van 15 mei 2012

in de zaak 11-268 H

van de op 12 maart 2012 in het openbaar gehouden behandeling van de klacht van:

Mevrouw mr.

Advocaat te Haarlem

klaagster

tegen:

Mevrouw mr.

Advocaat te Haarlem

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 september 2011, bij de raad binnengekomen op 15 september

           2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement

           Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2   De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2012. Klaagster en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenote mr. A. zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3   De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken, de stukken

genummerd 1 tot en met 11 en een faxbrief van klaagster van 2 maart 2012 met als bijlage een productie en een faxbrief van de kantoorgenote van klaagster van 7 maart 2012.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

2.2  Op 28 juli 2011 heeft de rechtbank Haarlem klaagster verzocht de belangen te behartigen van de minderjarige B., inzake het bij de rechtbank Haarlem ingediende verzoek strekkende tot een voorlopige machtiging B. uit huis te plaatsen in een instelling voor gesloten jeugdzorg.

2.3 Op 29 juli 2011 heeft verweerster zich bij klaagster gemeld met de mededeling dat de familie van B., te weten zijn zus, haar had verzocht de zaak over te nemen en dat de familie klaagster hierover nog zou benaderen.

2.4 Aangezien klaagster niet van de familie van B. had vernomen, heeft klaagster zelf contact opgenomen met de moeder van B. Zij heeft klaagster verzocht de belangen van B. te blijven behartigen.

 

2.5 Klaagster heeft verweerster bij fax van 1 augustus 2011 medegedeeld dat zij contact heeft gehad met de moeder van B. en dat zij er vanuit ging dat zij de belangen van B. zou blijven behartigen.

2.6 Verweerster heeft klaagster op 1 augustus 2011 per fax medegedeeld dat zij voor de tweede keer het verzoek heeft ontvangen om B. bij te staan in zijn uithuisplaatsingsprocedure en daarbij klaagster tevens verzocht om toezending van het dossier.

2.7 Verweerster heeft klaagster bij faxbrief van 4 augustus 2011 medegedeeld dat zij B. op 3 augustus 2011 in de instelling had ontmoet en dat B. haar aldaar zou hebben gevraagd hem in zijn uithuisplaatsingsprocedure bij te staan, aan welk verzoek zij gehoor wilde geven. Verweerster heeft in haar faxbrief verwezen naar een door B. op schrift gestelde verklaring, welke verklaring als bijlage was meegezonden. In deze verklaring staat vermeld:

“Beste mevrouw [V.], ik heb nagedacht en mijn moeder gesproken en ik wil toch liever mevrouw [De G].

B.”

2.8 Klaagster heeft verweerster bij brief van 4 augustus 2011 bericht dat zij heeft vastgesteld dat verweerster B. zonder haar toestemming heeft benaderd. Zij heeft verweerster tevens medegedeeld dat zij op verzoek van B. zijn belangen blijft behartigen.

2.9 Op 8 augustus 2011 heeft in de uithuisplaatsingsprocedure de mondelinge behandeling plaatsgehad. Op het moment dat klaagster haar aanwezigheid meldde bij de bode van de rechtbank bleek dat verweerster zich in deze procedure als raadsvrouwe van B. had gesteld. Tevens vernam klaagster van de rechter dat verweerster bij faxbrief van 1 augustus jl. de rechtbank had bericht dat zij de zaak van klaagster had overgenomen en dat zij klaagster had verzocht aan haar het dossier te verstrekken.  Een kopie van deze faxbrief van 1 augustus 2011 is niet aan klaagster gezonden.

3. DE KLACHT

3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a.  bij faxbrief van 1 augustus 2011 aan de rechtbank voorbarig heeft bericht dat

            zij op verzoek van de minderjarige B., de behandeling van de zaak van   

            klaagster had overgenomen;

b.  van haar voornoemde faxbrief aan de rechtbank geen afschrift aan klaagster

            heeft gezonden;

c.  de rechtbank niet heeft bericht dat klaagster als advocaat voor B. zou blijven

            optreden;

d.         door haar handelwijze bij B. onzekerheid heeft gewekt over de vraag wie zijn

            zaak behandelt, hetgeen het vertrouwen van B. in zijn advocaat kan

            schaden.

3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerster volgens klaagster

de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

4. BEOORDELING

4.1 De klachtonderdelen a, b en c lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.  

4.2 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad in aanmerking dat een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, daarbij op zorgvuldige wijze dient te handelen. Zo kan in het algemeen worden verlangd dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak wenst over te nemen. Dit overleg houdt in ieder geval in dat de advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten uitwisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen, de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of deze inderdaad wenst van advocaat te wisselen. Deze maatstaf is eerder gehanteerd door de raad van discipline Amsterdam in zijn uitspraken van 24 augustus 2009 (09-015A) en 11 januari 2010 (09-193A), alsmede door de raad van discipline Arnhem op 6 december 2010 (10-83).

4.3 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om voorafgaand aan de verzending van de faxbrief aan de rechtbank bij klaagster te verifiëren of het haar vrijstond de behandeling van de zaak over te nemen. Zij heeft dat ten onrechte niet, althans niet afdoende, gedaan Door te vertrouwen op de mededeling van de zus van B., nam verweerster het risico dat haar faxbrief van 1 augustus 2011 voorbarig was. Voorts is de raad van oordeel dat verweerster van haar fax aan de rechtbank van 1 augustus 2011 ten onrechte geen afschrift heeft gezonden aan klaagster.

4.4 Op deze gronden is de raad van oordeel dat verweerster niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad verklaart de klachtonderdelen a, b en c dan ook gegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d stelt de raad voorop dat de Advocatenwet niet een klachtrecht in het leven heeft geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Nog daargelaten dat de raad niet heeft kunnen vaststellen dat bij B. door de handelwijze van verweerster onzekerheid is ontstaan over de vraag wie zijn zaak behandelde, is de raad van oordeel dat klaagster geen eigen belang heeft bij dit klachtonderdeel. Dit klachtonderdeel is dan ook niet ontvankelijk. Dat door het handelen van verweerster het vertrouwen van B. in klaagster als advocaat mogelijk zou zijn geschaad, is een veronderstelling van klaagster, die niet nader is onderbouwd.

5 MAATREGEL

5.1 Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, acht de raad het opleggen van de maatregel van een enkele waarschuwing op zijn plaats. Daarbij heeft de raad in het bijzonder meegewogen dat in de onderhavige zaak de belangenbehartiging betrof van een minderjarige, die bovendien lijdt aan een verstandelijke beperking, zodat een overnameverzoek met extra zorgvuldigheid had moeten zijn omgeven.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen a, b en c gegrond;

- klachtonderdeel d niet ontvankelijk;

- legt verweerster de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2012. 

Voorzitter                                                                                                                   griffier

De beslissing is in afschrift op 15 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

-                verweerster

-                de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Ten aanzien van het niet ontvankelijk verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

-                klaagster

-                verweerster

-                de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

-                de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl