Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2639

Zaaknummer

12-40

Inhoudsindicatie

Klagers verwijten het advocatenkantoor, waaraan de advocaten, die hun zaak behandelden, verbonden waren, dat de geleverde prestaties voor teveel geld en voorst dubbel zijn gefactureerd en dat de belangen van klagers onvoldoende en verkeerd zijn behartigd.  Voorzittersbeslissing. De klacht van klagers tegen verweerder is in beide onderdelen kennelijk ongegrond, kennelijk niet ontvankelijk en van onvoldoende gewicht.

Uitspraak

12-40

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

 in de zaak van

de hierna in rechtsoverweging 2 nader te noemen klagers,

gemachtigde de heer H. van den Noort, wonende te Amersfoort

tegen

Y advocaten,

gevestigd te B,

verder te noemen: het kantoor.

1.

Na te noemen klagers met Van den Noort als gemachtigde hebben bij brief van 1 oktober 2011 een klacht ingediend tegen Y advocaten. Bij brief van 29 februari 2012, bij de raad binnengekomen op 2 maart 2012, heeft mr. A.C. Blankestijn, lid van de Raad van Toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo die deze klacht namens de deken in dat arrondissement heeft geïnstrueerd, deze klacht onder de aandacht van de raad gebracht.

2.

De klagers zijn blijkens de bij de brief van 1 oktober 2011 gevoegde volmachten de navolgende personen:

--------------

3.

De klacht is in de brief waarbij de zaak is aangebracht kort samengevat als volgt:

a. Er zou dubbel, onjuist en, gelet op de geleverde prestatie, voor veel te veel geld zijn gefactureerd.

b. De belangen van klagers zouden onvoldoende en verkeerd zijn behartigd. Klagers verwijten het kantoor dat cruciale stukken zijn genegeerd, welke stukken door het UWV zouden zijn onttrokken aan het dossier. Er zijn feiten genegeerd en de van toepassing zijnde wetgeving die gunstig zou zijn voor klagers is dat ook. Samengevat zijn klagers van mening dat van enige vorm van juridische bijstand en/of ondersteuning geen sprake is geweest en dat het kantoor juist de belangen van het UWV heeft behartigd in plaats van die van klagers.

4.

Het gaat in deze zaak om de juridische bijstand die mr. H en mr. I, die beiden niet meer aan het kantoor zijn verbonden, hebben verleend in de periode april of mei 2007 tot oktober 2007. Eerst heeft mr.  I bemoeienis gehad met die zaak en nadien mr. H. Vervolgens, in oktober 2007,  is de zaak overgenomen en voortgezet door een andere advocaat. Het ging om een geschil met het UWV dat een aanvraag voor een WW- uitkering van klagers had afgewezen.

5.

Op de klacht en de twee te onderscheiden onderdelen daarvan kan door de voorzitter met toepassing van artikel 46g Advocatenwet worden beslist.

Klachtonderdeel a.

Op 2 februari 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden van de klacht met klagers en een vertegenwoordiger van het kantoor. Klachtonderdeel a. is, zo vermeldt althans de aanbiedingsbrief, toen ingetrokken. In elk geval is de kwestie van de facturen (die niet gericht waren aan klagers maken aan hun gemachtigde) geschikt. Over die kwestie (een vordering van het kantoor) voerde het kantoor een incassoprocedure tegen de gemachtigde van klagers die hoofdelijk aansprakelijk was voor de betaling van de facturen omdat hij het kantoor destijds opdracht had gegeven. Volgens klagers (dupliek) is dat klachtonderdeel (a.) niet ingetrokken maar "opgelost " en de uitkomst (er behoefde geen € 9.000,- maar € 1.000,-  betaald te worden) laat zien dat er wel degelijk dubbel en onjuist was gefactureerd. Deze laatste conclusie wordt niet gedeeld door de voorzitter. Ingetrokken of opgelost, geschikt is dit onderdeel van het geschil met het kantoor in elk geval. Het blijkt niet dat er na die schikking nog een vordering resteert van het kantoor op de verschillende klagers als die er al ooit geweest is. Welk rechtstreeks belang van klagers bij de kwestie van de facturering (nu nog) is betrokken, komt niet uit de verf. De klacht is (in elk geval) ongegrond. Alhoewel het hier om een oude zaak gaat speelt voor dit onderdeel niet dat klagers om die reden niet ontvankelijk zouden zijn. De kwestie is door de incasso- activiteiten van het kantoor en het verweer daartegen van de kant van de gemachtigde van klagers immers een levende gebleven.

Klachtonderdeel b.

Van belang is het navolgende. De beide advocaten van het kantoor die bemoeienis hebben gehad met de zaak zijn niet meer aan het kantoor verbonden. Welke fouten de advocaten hebben gemaakt die thans op het kantoor werkzaam zijn, is niet duidelijk gemaakt. Om die reden is dit onderdeel van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Daarenboven geldt het volgende. Waarom nu het kantoor (ditmaal het kantoor) in deze oude kwestie kan worden aangesproken en ditmaal door klagers zelf en waarom dat laatste niet eerder is gebeurd, is onduidelijk gebleven. Ook dat raakt de ontvankelijkheid van dit onderdeel van de klacht. Van belang is in dit verband dat over dezelfde kwestie, maar dan door de gemachtigde van klagers eerder is geklaagd tegen mr. H. Dat blijkt uit de beslissing van de raad van 18 januari 2011 waarbij de klacht in al zijn onderdelen (de kwestie van de facturering speelde toen ook) ongegrond is verklaard. Deze beslissing is door Hof van Discipline op 17 februari 2012 bekrachtigd. Het kantoor dat, zoals uit het voorgaande blijkt en nu de doorslag geeft, op afstand staat van de kwestie die zo lang geleden door twee van haar ex- medewerkers is behandeld, behoefde er in redelijkheid geen rekening mee te houden dat het alsnog (viereneenhalf jaar later) op die kwestie zou worden aangesproken. Dat dit nu in deze vorm is gebeurd houdt ten nauwste verband met de wijze waarop de gemachtigde van klagers eerst zelf als klager optredend heeft geopereerd en dat ligt daardoor in de risicosfeer van klagers .

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klagers tegen verweerder is in beide onderdelen kennelijk ongegrond, kennelijk niet ontvankelijk en van onvoldoende gewicht.

Deze beslissing is gegeven op  26 maart 2012 door mr. B.P. J.A.M.  van der Pol, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op  28 maart 2012.