Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3359

Zaaknummer

12-273A

Inhoudsindicatie

 Klacht over het verlenen van bijstand aan verschillende cliënten met (mogelijk) tegenstijdige belangen, ingediend door de wederpartij van die cliënten, is kennelijk niet-ontvankelijk omdat de regels inzake tegenstrijdig belang niet strekken ter bescherming van de wederpartij.

Uitspraak

Beslissing van 12 oktober 2012

in zaak  12-273A  

naar aanleiding van de klacht van:

De heer Dr.

p/a : Gemachtigde:

De heer Mr.

klager,

tegen:

Mevrouw Mr.

Amsterdam,

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 september 2012, met kenmerk 1112-758, door de raad ontvangen op 14 september 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2.  FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is neuroloog en werkte in ziekenhuis X (hierna: het ziekenhuis) in een maatschap van neurologen (hierna: de maatschap). Vanwege een conflict heeft klager zijn praktijk per 1 februari 2012 neergelegd en heeft zijn gemachtigde namens hem het ziekenhuis, leden van het bestuur van het ziekenhuis, de leden van de maatschap, de aan het ziekenhuis verbonden jurist  en de voorzitter van het medisch stafbestuur aansprakelijk gesteld voor zijn schade.

2.3 Verweerster treedt als advocaat op voor al deze door klager aansprakelijk gestelde (rechts)personen.

2.4 Klager heeft de deken bij brief, met bijlagen, van zijn gemachtigde van 3 mei 2012 verzocht te bevorderen dat verweerster haar optreden voor de “neurologen” en “het bestuur van de stichting” staakt en, mocht verweerster of de deken aan dit verzoek geen gehoor geven, zijn brief te beschouwen als klacht.

2.5 Op 7 mei 2012 heeft de deken aan partijen geschreven dat hij geen reden ziet om aan het eerste verzoek van klager te voldoen, reden waarom hij klagers brief als klacht zal aanmerken.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij, in strijd met gedragsregel 7, optreedt voor drie partijen, terwijl hun belangen tegenstrijdig zijn, althans een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.

3.2 Ter toelichting heeft klager het volgende aangevoerd.

3.3 Klager verwijt het medisch stafbestuur en/of het ziekenhuis een melding over hem te hebben gedaan bij de Inspecteur voor de Volksgezondheid voordat zij hem hadden gehoord of zelfs maar een toelichting hadden gekregen van de neurologen. Klager is ervan overtuigd dat de neurologen onzorgvuldig hebben gehandeld en dat zij de stafvoorzitter en het bestuur zodanig hebben beïnvloed dat deze zonder nader onderzoek tot actie zijn overgegaan.

3.4 Klager meent dat hij door verweerster rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen omdat hij door het gemeenschappelijk optreden van de drie cliënten van verweerster ernstig wordt gehinderd in zijn procesgang. Hij stelt voorts er belang bij te hebben dat zaken correct verlopen en de procedures en achtergronden duidelijk worden; nu wordt hij geconfronteerd met een “gesloten front” en verschillende belangen, waarbij informatie wordt achtergehouden en gefilterd. Dat is niet alleen in strijd met zijn belang, maar tevens met het belang van de rechtsorde en een fatsoenlijke rechtsgang, aldus klager.

4. BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt met betrekking tot de klacht het volgende. Op grond van regel 7 lid 1 van de Gedragsregels 1992 mag een advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. Het is niet zo dat een advocaat volgens Gedragsregel 7 nooit tegelijkertijd meerdere belanghebbenden bij een geschil mag bijstaan. Zolang immers de betrokken cliënten onderling geen geschil hebben en een daarop uitlopende ontwikkeling ook niet aannemelijk is, staat het de advocaat vrij om op te treden voor alle betrokkenen.

4.2 Deze regel heeft de bescherming van die betrokkenen, dat wil zeggen de cliënten van de desbetreffende advocaat, ten doel. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline (bijvoorbeeld HvD nr. 5579, 15 maart 2010), brengt dit mee dat een wederpartij van een of meer van die cliënten of een derde zich niet op deze regel kan beroepen. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt immers niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De deken heeft overigens in dit geval aan klager uitgelegd waarom hij geen reden ziet om zelf een klacht in te dienen. 

4.3   Nu op grond van het hiervoor overwogene klager geen rechtens te respecteren belang bij zijn klacht heeft, zal zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De omstandigheden die klager heeft aangevoerd, zijn niet van dien aard dat zij een uitzondering op voornoemd beginsel in dit geval noodzakelijk maken. Ten overvloede merkt de voorzitter nog op dat verweerster gemotiveerd heeft betoogd, dat haar cliënten bewust gekozen hebben om zich gezamenlijk door verweerster te laten bijstaan.

4.4 Uit het voorgaande volgt dat de klacht tegen verweerster, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard .

5. BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. E.J.I. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier, op 12 oktober 2012.   

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

En per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.