Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-09-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3923
Zaaknummer
R. 4009/12.143
Inhoudsindicatie
De advocaat heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn client te behartigen. Het standpunt van klager dat verweerder alle door hem beschikbaar gestelde stukken verplicht was te overleggen, houdt in casu dan ook geen stand.Daarbij komt dat klager niet heeft aangegeven welke stukken dan tevens door verweerder hadden moeten worden overgelegd en waarom deze van belang waren.
Inhoudsindicatie
De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.
Inhoudsindicatie
De tuchtrechter kan zich niet uitlaten over de stelling van klager dat verweerder zou hebben verzuimd de door klager gemaakte kosten op de gemeente te verhalen. De tuchtrechter heeft als hoofdregel geen taak met betrekking tot de inhoud van de gevoerde procedure. Van een uitzonderingsituatie op deze hoofdregel is in casu geen sprake.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen a, c en d zijn kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b is kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde voor Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 20 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroep procedure bij de Centrale Raad van Beroep naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 1 september 2010 en vervolgens – opnieuw rechtdoende - het ontslagbesluit van de Gemeente Den Haag van 10 juli 2009.
1.2 Bij uitspraak van 24 november 2011 heeft de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van klager tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
1.3 Bij brief van 11 april 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a. jegens klager toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van met klager gesloten overeenkomst van opdracht, door zich amper in klagers zaak te verdiepen, niets aan de zaak heeft gedaan en niet adequaat op vragen van de rechter heeft geantwoord;
b. klager schade heeft berokkend door de wijze waarop hij klagers belangen niet althans onvoldoende heeft behartigd;
c. heeft nagelaten de voor klagers rechtspositie in de procedure relevante stukken aan de Centrale Raad van Beroep toe te zenden;
d. heeft nagelaten de door klager gemaakte kosten betreffende de ontslagprocedure op de gemeente Den Haag te verhalen;
Klager licht zijn klacht onder c. toe met een uitlating van verweerder tijdens de zitting, inhoudende:
“meneer de rechter ik weet echt niet wat mijn secretaresse heeft lopen doen maar zij is kennelijk vergeten de stukken aan u de rechtbank op te sturen.”
3 BEOORDELING
Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c
3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas worden overwogen en opgelegd, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
3.2 Het standpunt van klager dat verweerder alle door hem beschikbaar gestelde stukken verplicht was te overleggen, houdt – gegeven voren omschreven vrijheid – geen stand. Daarbij komt dat klager niet heeft aangegeven welke stukken dan tévens door verweerder hadden moeten overgelegd en waarom deze van belang waren. De overige door klager gestelde verwijten omtrent het niet op schrift gestelde pleidooi, het voorlezen van een verkeerde passage, het niet adequaat op vragen van de rechter reageren, het zich amper in de zaak verdiepen c.q. het niets aan de zaak hebben gedaan kunnen op basis van de tegenstrijdige verklaringen van partijen niet worden vastgesteld.
3.3 Verweerder heeft erkend dat hij stukken inzake contact van klager met artsen van “De Waag” niet aan de Centrale Raad van Beroep heeft gezonden. Uit de uitspraak van 24 november 2011 volgt echter dat verweerder dit verzuim ter gelegenheid van de zitting heeft kunnen herstellen en de Centrale Raad van Beroep deze stukken bij de beoordeling heeft betrokken. Meer in het bijzonder heeft de Centrale Raad van Beroep ter zake overwogen:
“Tegen deze achtergrond acht de Raad niet van belang dat appellant, zoals ter zitting nader aan de orde is gekomen, van november 2008 tot in februari 2009 in contact heeft gestaan met artsen van De Waag.”
3.4 Op basis van de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft gehandeld respectievelijk heeft nagelaten zoals in de klacht is omschreven, met uitzondering van het nalaten stukken te overleggen, welk verzuim door verweerder ter zitting is hersteld.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.5 Voor zover klager stelt dat de handelwijze van verweerder hem schade heeft berokkend, welke verweerder aan klager dient te vergoeden geldt dat de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeding. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.
Ten aanzien van klachtonderdeel d
3.6 Op een advocaat rust een inspannings- en geen resultaatsverplichting. De stelling van klager dat verweerder zou hebben verzuimd de door klager gemaakte kosten op de Gemeente te verhalen kan niet door de tuchtrechter worden beoordeeld, nu de tuchtrechter geen taak heeft met betrekking tot de inhoud van de gevoerde procedure. Deze hoofdregel lijdt slechts uitzondering indien sprake is van door de advocaat gemaakte evidente fouten. Dit laatste is niet gebleken.
3.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a, c en d kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a, c en d als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gewezen door Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 18 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.