Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2625

Zaaknummer

B120-2011

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft zich, nadat zijn verzoek ter comparitie om te mogen repliceren was afgewezen en de zaak naar de rol was verwezen voor vonnis, tot de rechtbank gewend met een brief inhoudende vele juridische en feitelijke argumenten alsmede een wijziging van eis, welke kan worden opgevat als een verkapte conclusie van repliek. Nu verweerder door de comparitierechter slechts in de gelegenheid was gesteld om bij evidente onjuistheden of vergissingen in het proces-verbaal van zitting opmerkingen te maken, heeft verweerder de door de comparitierechter gegeven reactiemogelijkheid ruimschoots overgeschreden. Niet blijkt dat klagers in de gelegenheid zijn of zouden worden gesteld om zich in de betreffende procedure alsnog tegen deze standpunten te weren. Daardoor is gedragsregel 15 lid 2, die dient als waarborg voor een gelijke procespositie van partijen, geschonden. Klacht gegrond. Maatregel enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 26 maart 2012

in de zaak B 120-2011

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.                                  A

 

en

 

2.                     B

 

klagers

 

gemachtigde:

C

 

tegen

 

D

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 2 6 november 2010 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         De raad heeft de klacht op voet van het bepaalde in artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement I.

 

1.3         Bij brief van 16 mei 2011, op dezelfde dag ontvangen door de raad, heeft laatstgenoemde deken deze de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.4         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2012 in aanwezigheid van klagers, gemachtigde van klagers en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

 

1.5          De raad heeft kennis genomen van:

 

-     het klachtdossier;

-     een brief van 10 januari 2012 van de gemachtigde van klagers met daarbij in zevenvoud vijf producties;

-     een brief van 17 januari 2012 van verweerder, inhoudende een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling, alsmede bezwaar tegen de voorgenomen samenstelling van de raad;

-  een brief van verweerder d.d. 20 januari 2012 inhoudende een reactie op de onderhavige klacht.

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

 

2.1         Klagers zijn verwikkeld in een procedure tegen L. BV [hierna:L.] L. wordt in die procedure bijgestaan door verweerder. Op 28 oktober 2010 heeft in de procedure een comparitie van partijen plaatsgevonden. De comparitie heeft zodanig veel tijd in beslag genomen dat er geen directe gelegenheid meer bestond om de verklaringen van de aanwezigen nog vast te leggen. De zitting is geschorst en om half vier die middag voortgezet voor het vaststellen van de verklaringen. Verweerder is daarbij niet aanwezig geweest. De verklaringen van verweerder en zijn cliënte zijn opgemaakt buiten hun aanwezigheid, niet aan hen voorgelezen, noch door hen ondertekend. De comparitierechter heeft bepaald dat het proces-verbaal van de zitting aan verweerder zou worden toegestuurd, waarbij verweerder in de gelegenheid is gesteld om binnen 14 dagen  opmerkingen te maken in het geval hij in de verklaringen evidente onjuistheden of vergissingen aan zou treffen. In dat geval zou zijn brief aan het proces-verbaal worden gehecht. Het verzoek van verweerder om nog te mogen repliceren is afgewezen. De comparitie is gesloten en de rechtbank heeft bepaald dat de zaak op de rol zou komen van 8 december 2010 voor vonnis. Verweerder heeft zich bij brief van 10 november 2010, met een daarbij gevoegde notitie, zonder overleg met of toestemming van klagers, tot de rechter gewend.

 

2.2         Bij brief van 24 november 2010 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over het handelen van verweerder .

 

 

3                KLACHT

 

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder toestemming van klagers de rechtbank heeft geadieerd, nadat de rechtbank vonnis had bepaald. Daarmee heeft hij gedragsregel 15 lid 2 geschonden.

 

 

4                VERWEER

 

4.1         Gedragsregel 15 lid 2 mist toepassing omdat verweerder nog geen vonnis had gevraagd, van de rechtbank gelegenheid heeft gekregen op het proces-verbaal van de comparitie van partijen te reageren en klagers van de rechtbank gelegenheid hebben gekregen te reageren op verweerders reactie op voornoemd proces-verbaal.

 

 

5                BEOORDELING

5.1         Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden , tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren. Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. De klacht zal in het licht van het bovenstaande worden beoordeeld.

 

5.2         Uit het proces-verbaal van de comparitiezitting blijkt dat verweerder tijdens de zitting kenbaar heeft gemaakt dat hij het niet eens was met het verloop van de comparitie, alsmede dat hij het standpunt heeft ingenomen dat het beginsel van hoor en wederhoor niet goed is toegepast. Tevens is vastgelegd het verzoek van verweerder om te mogen repliceren en de weigering van de rechter om een conclusie van repliek toe te staan. Verweerder is blijkens het proces-verbaal door de comparitierechter in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen  opmerkingen te maken in het geval hij in de verklaringen evidente onjuistheden of vergissingen aan zou treffen.

 

5.3     De raad stelt voorts vast dat verweerder bij een 7 pagina’s tellende brief van 10 november 2010 aan  de rechtbank uitgebreid heeft uiteengezet dat naar zijn mening belangrijke onderwerpen met betrekking tot de grondslagen van de vorderingen ter comparitie niet voldoende zijn besproken en dat het beginsel van hoor en wederhoor onvoldoende is toegepast. In de bij die brief behorende notitie heeft verweerder vele juridische en feitelijke argumenten aan de orde gesteld met betrekking tot de inhoudelijke procedure, die naar het oordeel van de raad  zouden kunnen worden opgevat als een verkapte conclusie van repliek. Die notitie houdt zelfs een wijziging van eis in. Verweerder heeft de rechtbank verzocht de betreffende brief en notitie te beschouwen als een correctie of aanvulling op het proces-verbaal hetgeen naar het oordeel van de raad kan worden opgevat als een poging om zijn juridische argumenten en verzoeken alsnog in de procedure in te brengen.

 

 

5.4     Naar het oordeel van de raad heeft verweerder daarmee de grenzen van hetgeen hem door de comparitierechter als reactiemogelijkheid was gegeven ruimschoots  overschreden. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat de rechter de comparitie had gesloten en daarmee het processuele debat was beëindigd. Aan verweerder was niet toegestaan om in de procedure nog aanvullende opmerkingen te maken, anders dan met betrekking tot evidente onjuistheden of vergissingen in het proces-verbaal. Daarbij past niet een brief met bijlagen als door verweerder ingediend.

Niet blijkt dat klagers in de gelegenheid zijn of zouden worden gesteld om zich in de betreffende procedure alsnog tegen deze standpunten te verweren. De raad is, gelet op het voorgaande alsmede de strekking van gedragsregel 15 lid 2 welke dient als waarborg voor een gelijke procespositie van partijen, van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat klagers daardoor in hun belangen konden worden geschaad. Dat de comparitierechter uiteindelijk heeft besloten de brief van verweerder buiten beschouwing te laten, doet hieraan niet af.

 

 

6                MAATREGEL

 

          De raad ziet in de aard en ernst van verweerders handelen in het

          voorgaande aanleiding verweerder de maatregel van enkele waarschuwing

          op te leggen.

 

 

7                BESLISSING

 

              De raad van discipline:

 

-              verklaart de klacht gegrond;

-              legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2012.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op                27 maart 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

                 Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld   door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl