Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2645
Zaaknummer
11-147
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Klacht is ingediend tegen de eigen advocaat. Optreden van advocaat in echtscheidingszaak. Advocaat zou te veel uren in rekening hebben gebracht, onnodige proceshandelingen hebben verricht en ten onrechte griffierechten bij klager in rekening hebben gebracht. Aan verzet liggen dezelfde argumenten ten grondslag als aan de klacht. Uit een eerder gevoerde begrotingsprocedure was gebleken dat de door de advocaat geschreven tijd naar behoren en in verhouding stond tot de inhoud van de werkzaamheden. In echtscheidingsprocedure waren vier zittingen nodig, die door advocaat zijn voorbereid. Van onnodige proceshandelingen is niet gebleken. Voorbereiding van de zittingen kostten tijd, net als zittingen zelf. Geen onnodig dubbel werk door advocaat. Fout met betrekking tot ten onrechte een te hoog bedrag aan griffierecht in rekening gebracht, is tijdig door advocaat recht gezet.
Uitspraak
11-147
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer X
wonende te Enschede
hierna te noemen klager
tegen:
mr. Y
advocaat te Oldenzaal
hierna te noemen verweerster
1.
Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 20 februari 2012. Partijen zijn verschenen.
De raad heeft bij behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. C.J.M. de Vlieger, J.R.O. Dantuma, J.H. Brouwer en F.A.M. Knüppe, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M. Stevens als griffier. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2.
Bij brief van 18 november 2011, bij de raad binnengekomen op 21 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij beslissing van 6 december 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 7 december 2011 aan klager verzonden. Bij brief van 10 december 2011, bij de raad ontvangen op 19 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
Klager verwijt verweerster dat zij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat zij:
a. teveel uren aan hem in rekening heeft gebracht voor de door haar verrichte werkzaamheden;
b. onnodige proceshandelingen heeft verricht;
c. ten onrechte griffierechten aan hem in rekening heeft gebracht.
Het verzet houdt in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager voert voor het verzet dezelfde inhoudelijke argumenten aan die hij eerder aan de klacht ten grondslag heeft gelegd.
3.
Voor de vaststelling van de feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter d.d. 6 december 2011. Het verzetschrift bevat geen gronden die nopen tot aanvulling of wijziging in de vaststelling van de feiten.
4.
Klager heeft ter toelichting op het verzet/de klacht aangevoerd dat verweerster vier maal een mondelinge behandeling van een zaak bij de rechtbank en later het gerechtshof noodzakelijk achtte en daarbij uren in rekening heeft gebracht waarbij het voorkomt alsof verweerster zich elke keer opnieuw moest voorbereiden op de behandeling van de zaak. Volgens klager waren tijdens een eerdere mondelinge behandeling alle argumenten reeds aan het gerechtshof doorgegeven, het was hem daarom onduidelijk waarom er nog een tweede zitting bij het gerechtshof plaats moest hebben.
Verweerster was eerst bereid tot terugbetaling van de teveel in rekening gebrachte griffierechten nadat hij verweerster op haar fout had gewezen.
5.
Verweerster heeft ter toelichting op het verzet/de klacht aangevoerd dat zij zich in haar standpunt dat zij niet te veel uren in rekening heeft gebracht, gesteund voelt door de uitkomst van de begrotingsprocedure. De conclusie die bereikt werd in die begrotingsprocedure was dat de door verweerster geschreven tijd naar behoren is verantwoord en de geschreven tijd in verhouding staat tot de inhoud en omvang van de verantwoorde werkzaamheden.
Ten aanzien van de vier mondelinge behandelingen in de zaak heeft verweerster aangevoerd dat zij die elke keer heeft voorbereid, maar daar slechts beperkt tijd voor heeft geschreven. De twee mondelinge behandelingen bij het gerechtshof vloeiden voort uit het feit dat het hof aandrong op mediation. Toen bleek dat mediation niet lukte, is de zaak opnieuw mondeling behandeld en was er een tweede zitting nodig.
Ten aanzien van het foutief in rekening brengen van het griffierecht heeft verweerster aangevoerd dat, zodra zij wist van die fout, zij het te veel in rekening gebrachte aan klager heeft teruggestort. Zij heeft eveneens direct excuses gemaakt.
6.
De raad beoordeelt het verzet/de klacht als volgt:
Het verzetschrift van klager bevat dezelfde argumenten die aan de klacht ten grondslag zijn gelegd. In zijn verzetschrift heeft klager niet concreet gemotiveerd waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrondverklaring had mogen komen. Tegenover de motivering van het oordeel van de voorzitter heeft klager onvoldoende gesteld of aannemelijk gemaakt om die beslissing aan te tasten.
De raad is van oordeel dat van onnodig dubbel werk niet is gebleken. Van een advocaat mag verwacht worden zich voor te bereiden op een mondelinge behandeling. Daar gaat tijd mee gemoeid, zeker wanneer er tussen twee zittingen enige tijd verstreken is. Verweerster heeft bovendien aangevoerd, hetgeen niet door klager is bestreden, dat de eerste zitting bij het gerechtshof vooral ging over nut en noodzaak van een mediationtraject. Toen mediation niet het beoogde resultaat sorteerde, moest de zaak alsnog inhoudelijk behandeld worden bij het gerechtshof, hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd.
Van onnodige proceshandelingen, zoals het uitgangspunt is van klachtonderdeel b, is de raad niet gebleken.
Met betrekking tot de ten onrechte in rekening gebrachte griffierechten, is de raad van mening dat verweerster dat tijdig en correct heeft opgelost. Dat is een vergissing geweest die de raad kan begrijpen, geen fout die een behoorlijk en ook in dat opzicht nauwgezet handelend advocaat niet had mogen maken. Het te veel in rekening gebrachte is na ontdekking van die fout in mindering gebracht op een declaratie aan klager. Verweerster heeft eveneens excuses gemaakt. Zij heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.
De raad is daarom van oordeel dat de beslissing van de voorzitter terecht en op juiste gronden is gewezen en dat de klacht ongegrond is en dat er geen aanknopingspunten zijn voor nader onderzoek, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 16 april 2012.
Griffier Voorzitter
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.