Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2664

Zaaknummer

11-172

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft cliënte van klager tot tweemaal toe rechtstreeks aangeschreven terwijl hij wist of had moeten weten dat zij door een advocaat werd bijgestaan. Er was geen toestemming gegeven om de wederpartij rechtstreeks aan te schrijven. Er was ook geen sprake van de uitzondering van het tweede lid van Gedragsregel 18. De raad concludeert dat verweerder i.s.m. Gedragsregel 18 heeft gehandeld en legt aan verweerder een enkele waarschuwing op.

Uitspraak

Beslissing van 16 april 2012

in de zaak 11-172

naar aanleiding van de klacht van:

klager

advocaat te [plaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 december 2011 met kenmerk (3511), door de raad ontvangen op 20 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft de raad bij brief van 21 februari 2012 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager staat een werkneemster bij in een arbeidsgeschil met haar werkgever. Verweerder behartigt de belangen van de werkgever. In het arbeidsgeschil tussen de cliënten van klager en verweerder heeft een procedure in kort geding plaatsgevonden die heeft geleid tot een eindvonnis d.d. 4 juli 2011 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum. Klager heeft de deurwaarder ingeschakeld om de vordering die zijn cliënte, op grond van het vonnis, op de cliënte van verweerder heeft te incasseren. Bij dagvaarding van 29 juli 2011 heeft verweerder namens zijn cliënte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in kort geding. Het hoger beroep diende voor het eerst op 9 augustus 2011.

2.2 Op 8 september 2011 en op 28 september 2011 heeft verweerder rechtstreeks brieven gestuurd aan de cliënte van klager. In deze brieven is gesteld dat zij (de cliënte van klager) in gebreke is met betaling van een vijftal nota’s voor tandheelkundige behandelingen die bij haar in de tandartspraktijk waar zij werkzaam was zijn verricht in de periode september 2010 tot en met februari 2011 en wordt zij gesommeerd om tot betaling daarvan over te gaan.

2.3 Bij brief van 6 oktober 2011 met drie bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Hij de cliënte van klager tot tweemaal toe rechtstreeks heeft aangeschreven terwijl hij wist dat zij door een advocaat werd bijgestaan. Hiermee heeft verweerder in strijd met Regel 18 van de Gedragsregels 1992 gehandeld.

3.2 Klager stelt dat de tandheelkundige behandelingen, waarop de incassobrieven d.d. 8 en 28 september 2011 van verweerder aan zijn cliënte betrekking hebben, zijn verricht onder werktijd en dat zijn cliënte pas nadat er een arbeidsconflict was ontstaan daarvoor nota’s ontving.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt dat hij op het moment dat hij de brieven schreef gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat klager niet langer optrad als advocaat van de werkneemster. Hij geeft aan dat hij in de kwestie van de executie van het vonnis in kort geding voor het laatst op 28 juli 2011 met klager had gecorrespondeerd. Daarna hoorde hij over de executie niets meer van klager, alleen nog maar van de deurwaarder. In de procedure in hoger beroep heeft klager zich op 9 augustus 2011 niet gesteld voor zijn cliënte zodat tegen haar verstek is verleend.

4.2 Voorts voert verweerder aan dat de inhoud van zijn brieven d.d. 8 september 2011 en 28 september 2011 aan de cliënte van klaagster niets te maken had met de arbeidskwestie waarin klager zijn cliënte bijstond. Hij stelt dat hij er vanuit is gegaan en ook vanuit mocht gaan dat klager de werkneemster in deze kwestie niet zou bijstaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt moet zijn dat, zoals ook is neergelegd in het eerste lid van Gedragsregel 18, een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Deze toestemming is hier niet gegeven.

5.2 Een uitzondering op deze regel kan worden aanvaard – het tweede lid van Gedragsregel 18 voorziet daarin – wanneer het gaat om een aanzegging die, om daarmee het beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij. Van deze uitzondering is in het onderhavige geval geen sprake. Verweerder heeft ook geen beroep gedaan op deze uitzondering.

5.3 Het verweer van verweerder, dat hij er gerechtvaardigd vanuit mocht gaan dat klager in deze kwestie niet meer optrad voor zijn cliënte nu hij sinds 28 juli 2011 niets meer van klager had vernomen en nu klager zich niet had gesteld in de procedure in hoger beroep, wordt verworpen. Nu de executie uit handen was gegeven aan de deurwaarder valt niet in te zien welke bemoeienis klager hiermee had moeten hebben in de periode tussen 28 juli 2011 en 8 september 2011. Ook uit het feit dat klager zich niet gesteld had in de procedure in hoger beroep had verweerder niet af mogen leiden dat klager zijn bijstand aan zijn cliënte had beëindigd. Het is immers niet ongebruikelijk om in eerste instantie verstek te laten gaan in hoger beroep.

5.4 Het verweer dat verweerder niet wist en ook niet hoefde te weten dat klager zijn cliënte ook zou bijstaan in de kwestie waarover verweerder haar heeft aangeschreven gaat gelet op de stellingen van klager zoals verwoord onder overweging 3.2 evenmin op. De raad merkt op dat het bovendien op de weg van verweerder had gelegen om aan klager per gelijke post een kopie van zijn eerste brief d.d. 8 september 2011 aan klagers cliënte te sturen.

5.5 Uit het bovenstaande blijkt dat verweerder in strijd met Gedragsregel 18 heeft gehandeld.

6 MAATREGEL

6.1 Nu klacht gegrond is en verweerder ook ter zitting er geen blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn van het feit dat hij een gedragsregel heeft overtreden acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart de klacht van klager tegen verweerder gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. D. Vergunst, voorzitter en mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en H.J.P. Robers, leden van de raad, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier, uitgesproken ter openbare zitting van  16 april 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten