Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3828

Zaaknummer

R. 3713/11.115

Inhoudsindicatie

De advocaat kan niet aantonen dat hij zijn client naar behoren heeft geinformeerd over de aanpak van de zaak en het daarop volgende verloop van de procedure. De advocaat heeft de raad niet aannemelijk kunnen maken dat hij zijn client naar behoren heeft geinformeerd. Klacht gegrond, maatregel een enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 13 mei 2011 met kenmerk K083 2010/2011, door de Raad ontvangen op 16 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de Raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 12 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager sinds 2005 bijgestaan in een geschil tegen Dexia.

2.2 Verweerder heeft namens klager verweer gevoerd en zakelijk samengevat gesteld dat bij het aangaan van de overeenkomst(en) met de rechtsvoorgangster van Dexia de wilsovereenstemming heeft ontbroken omdat klager niet compos mentis was.

2.3 Vanwege een verkeersongeval verbleef klager vanaf 18 augustus 1999 tot 10 november 1999 in het ziekenhuis in Utrecht en van 10 november 1999 tot 2 augustus 2000 in een revalidatiecentrum in Utrecht.

2.4 Van 17 augustus 2000 tot 9 juli 2001 verbleef klager in een revalidatiecentrum in Arnhem.

2.5 De overeenkomst(en) met de rechtsvoorganger van Dexia zijn derhalve gesloten één dag na een langdurig verblijf in een revalidatiecentrum en twee weken voor een verblijf in een ander revalidatiecentrum.

2.6 Verweerder heeft namens klager gevraagd om kwijtschelding van zijn schulden.

2.7 Bij brief van 19 april 2007 heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“Het is raadzaam mee te gaan in de Duisenberg-regeling, omdat u met procederen weinig zult bereiken. Immers, uw verweer was dat u ten tijde van het ondertekenen van het contract niet bij zinnen was. Dat kan wel kloppen, gezien de brief van het Revalidatiecentrum De Hoogstraat, maar de vraag is of dat voor de wederpartij zichtbaar was, hetgeen wij zullen hebben te bewijzen. Dat is vrijwel onmogelijk, zeker nu u jarenlang braaf maandelijks de premies heeft betaald. Indien u niet met de Duisenbergregeling akkoord gaat, zult u vóór 1 augustus aanstaande uitstijgen en dat kenbaar moeten maken aan de Dexia bank. Laat mij weten.”

2.8 Bij vonnis van 8 september 2010 van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, is klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.203,50 te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten aan de wederpartij.

2.9 Uit de stukken volgt dat verweerder namens klager geen conclusie van dupliek heeft genomen.

2.10 Bij brief van 9 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij de zaak niet goed heeft aangepakt, waardoor hij gebonden is aan de Duisenberg-regeling terwijl hij dat niet wil. Klager heeft voorts gesteld dat verweerder hem er niet op heeft gewezen dat hij een opt-outverklaring van een notaris had moeten ondertekenen en aan Dexia had moeten toezenden.

3.3 Klager verwijt verweerder voorts dat hij foutieve informatie in een brief aan hem heeft opgenomen en dat hij klager niet goed heeft geïnformeerd over het verloop van de zaak (zo wist klager niet van een zitting waar verweerder naar toe zou zijn gegaan) en dat hij brieven aan klager schreef waar klager niets van begreep. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij niet langer over het dossier van klager beschikt aangezien klager dat terug heeft gevraagd. Naar de mening van verweerder heeft klager alleen een klacht ingediend vanwege het feit dat hij de zaak heeft verloren.

4.2 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klager niet duidelijk kon maken dat hij zijn geld niet terug zou krijgen en dat de Duisenberg-regeling algemeen verbindend was verklaard, waardoor klager ook aan deze regeling gebonden was, omdat hij niet de opt-outverklaring had toegezonden aan Dexia. Het voordeel volgens verweerder van de Duisenbergregeling was dat éénderde deel van de restschuld werd kwijtgescholden, hetgeen in de opt-outregeling niet het geval was. In die optie was echter weer mogelijk aan te voeren dat de overeenkomsten nietig dan wel vernietigbaar waren, om welke reden verweerder dit verweer toch heeft gevoerd in de procedure waarbij op 8 september 2010 een afwijzend vonnis is gewezen.

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorop staat dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

5.2 De Raad is van oordeel dat verweerder de zaak niet voortvarend heeft behandeld. De rechtsbijstand is door verweerder aangevangen in 2005, terwijl het vonnis dateert van 2010. Het is de Raad niet gebleken dat verweerder in de tussentijd relevante werkzaamheden heeft verricht dan wel klager adequaat op de hoogte heeft gehouden van de voortgang. De kwestie waarvoor verweerder was ingeschakeld betreft een ingewikkelde materie, waarbij klager mocht vertrouwen op de deskundigheid van verweerder. Het is aan verweerder om aan te tonen dat hij klager voldoende heeft geïnformeerd over de zaak, de mogelijkheden en dat klager heeft ingestemd om geen conclusie van dupliek te nemen. Het feit dat verweerder het dossier niet meer heeft, kan hem niet disculperen. In deze zaak is tot 2010 geprocedeerd. Het had op de weg van verweerder gelegen op z’n minst een kopie van de relevante correspondentie te behouden. Verweerder heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat hij klager voldoende heeft geïnformeerd. De Raad acht de klacht gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de

maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- acht de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 mei 2012.

griffier voorzitter