Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-09-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3573
Zaaknummer
12-73
Inhoudsindicatie
klacht wegens onnodig grievende uitlatingen door de advocaat van de wederpartij ongegrond, advocaat moet kunnen afgaan op het feitenmateriaal dat door de cliënt is gegeven, tenzij dit aantoonbaar onjuist is.
Uitspraak
Beslissing van 3 september 2012
in de zaak 12-73
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw S.
klaagster
tegen:
de heer mr. G.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 19 april 2012 met kenmerk K 12/05, door de raad ontvangen op 20 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1. tot en met 7. zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft de ex-echtgenoot van klaagster bijgestaan in verband met de tussen klaagster en ex-echtgenoot tot stand te brengen scheiding. Deze werd op 4 februari 2011 uitgesproken. Tevens vonden procedures plaats betreffende het treffen van voorzieningen ten behoeve van de omgang met en de opvoeding van hun minderjarige dochter zoals het verlenen van vervangende toestemming om de dochter van verweerder in te schrijven op een bepaalde school.
2.2 Ten behoeve van deze omgang vonden diverse rechtszaken plaats. Onder meer werd daarin besloten tot ondertoezichtstelling van de dochter op 15 juni 2010, alsmede het geven van aanwijzingen betreffende de omgang met de dochter.
2.3 In 2010 werd door de ex-echtgenoot van klaagster een klacht ingediend tegen de advocate van klaagster.
2.4 Op 9 maart 2011 stuurde verweerder een overzicht van bij hem openstaande declaraties aan zijn cliënt die, blijkens de brief uiterlijk 31 december 2011 betaald dienden te worden.
2.5 Op 3 juni 2011 stuurde verweerder een brief naar de rechtbank Den Bosch waarin hij stelde bezwaar te maken tegen de inhoud van een brief van de advocaat van klaagster waarin zij ten onrechte had gesteld dat zijn cliënt zijn dochter zou hebben belast en de schoolkeuze van de dochter zou zijn gebaseerd op een onjuiste voorstelling van zaken.
2.6 In het kader van dit kort geding dat op 23 augustus 2011 werd behandeld, werden door verweerder nog laat stukken ingediend.
2.7 Op 9 september 2011 diende klaagster de onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten te Arnhem.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) willens en wetens aan de rechter onjuiste informatie heeft verstrekt, waaronder bijlagen die geen betrekking hebben op de zaak en persoon
b) aan de rechter informatie heeft verstrekt nadat de zaak al is gesloten of aangehouden wordt
c) zich schuldig maakt aan verdraaiing van feiten en onjuiste weergave van feiten
d) zich schuldig maakt aan negeren van geheimhouding
e) laster en smaad uitspreekt over klaagster en haar partner als persoon
f) zich niet houdt aan afspraken
g) zich schuldig maakt aan onbehoorlijk gedrag tijdens de zitting.
4 VERWEER
Verweerder betwist dat hij bij het verrichten van zijn werkzaamheden ten behoeve van zijn cliënt de grenzen van het onbetamelijke heeft overschreden jegens klaagster.
5 BEOORDELING
5.1. De klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.
5.2. De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder als advocaat van de ex echtgenoot van klaagster, de wederpartij.
5.3. Bij de beoordeling van het klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.4. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder deze norm niet overschreden. Verweerder mag in het kader van de belangenbehartiging van zijn cliënt informatie geven en stellingen betrekken die door klaagster niet worden gedeeld. De Raad is niet gebleken van door verweerder verstrekte informatie, die als aantoonbaar onjuist kan worden aangemerkt, noch van uitlatingen van verweerder, die als onnodig grievend zijn aan te merken.
5.5. Voorts is niet komen vast te staan dat verweerder nadat de zaak is gesloten informatie heeft verstrekt aan de rechter, zich schuldig heeft gemaakt aan het verdraaien van feiten, schenden van geheimhouding, uitspreken van laster en smaad, niet houden aan afspraken of het ten toon spreiden van onbehoorlijk gedrag tjjdens de zitting, op zodanig ernstige wijze dat daarmee de belangen van klaagster zijn geschaad. Dit betekent dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door : mr H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, A.M.T. Weersink, J.R.O. Dantuma, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van3 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.