Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-09-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3350
Zaaknummer
H 228-2011
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Aan een advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, welke vrijheid niet ten gunste van de wederpartij mag worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Dit laatste is het geval nu verweerders aan de rechtbank een brief van hun cliënte hebben overgelegd waarin ernstige beschuldigingen aan het adres van klager worden geuit, zonder dat daarmede een redelijk doel werd gediend.
Inhoudsindicatie
Verzet gegrond; klacht gegrond,
Inhoudsindicatie
Maatregel: enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 3 september 2012
in de zaak H 228 - 2011
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 15 december 2011 op de klacht van:
A
klager
tegen:
B en C
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 22 november 2011, met kenmerk 2011.0184K, door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 december 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 december 2011 is verzonden aan klager.
1.3 Bij de brief van 22 december 2011, door de raad ontvangen op 23 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 juli 2012 in aanwezigheid van klager en verweerders, laatstgenoemden bijgestaan door hun gemachtigde D. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 22 december 2011;
- de ongedateerde brief van klager met bijlagen, door de raad ontvangen op 18 juni 2012;
- de brief van gemachtigde van verweerders van 13 juni 2012 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de feiten zoals in de voorzittersbeslissing omschreven.
2.1 Bij brief van 22 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:
3.2 Verweerders hebben als bijlage bij hun reactie op het verweer van klager een brief van hun cliënte van 22 juli 2011 aan de rechtbank overgelegd, waarin klager wordt beschuldigd van verkrachting en moorden.
3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter zich in zijn beslissing van 15 december 2011 ten onrechte heeft beperkt tot één passage uit de brief van 22 juli 2011, terwijl de handelwijze van verweerders zich over een langere periode uitstrekt.
4 VERWEER
4.1 Verweerders lichten toe dat in de procedure tot ontslag van klager als vereffenaar op 28 juni 2011 een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden, bij welke gelegenheid door klager een brief van 1 juni 2011 aan de rechtbank en een brief van 27 juni 2011 aan verweerders is overgelegd.
4.2 De rechtbank heeft alstoen de cliënte van verweerders in de gelegenheid gesteld nadere stukken in het geding te brengen, van welke gelegenheid verweerders gebruik hebben gemaakt door overlegging van de brief van hun cliënte van 22 juli 2011 aan de rechtbank. Zij hebben zich beperkt tot deze ene brief, omdat de overige stukken die zij van hun cliënte hadden ontvangen huns inziens relevantie misten.
4.3 Ook wijzen verweerders er op dat volgens vaste tuchtrechtspraak aan advocaten een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van hun cliënten te behartigen op de wijze die hen passend voorkomt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat klager en de cliënte van verweerders ieder via een eigen vennootschap in maart 2001 een derde vennootschap hebben opgericht. Nadat zakelijke tegenstellingen en conflicten waren ontstaan, is besloten deze vennootschap te ontbinden, waarbij klager tot vereffenaar is gesteld. Vervolgens hebben verweerders namens hun cliënte bij de rechtbank Y een verzoek ingediend tot ontslag van klager als vereffenaar, welk verzoek op 28 juni 2011 mondeling is behandeld. Bij deze behandeling zijn door klager een tweetal brieven in het geding gebracht, te weten een brief van klager aan de rechtbank van 1 juni 2011 en een brief van klager aan verweerders van 27 juni 2011. Hierna heeft de rechtbank bepaald dat de cliënte van verweerders nog in de gelegenheid gesteld zou worden nadere stukken in het geding te brengen uiterlijk op 26 juli 2011.
5.2 Verweerders voeren aan dat zij naar aanleiding hiervan een groot aantal stukken van hun cliënte ontvingen, waarvan zij wenste dat deze aan de rechtbank zouden worden overgelegd. Aangezien verweerders de relevantie daarvan niet inzagen hebben zij zich beperkt tot overlegging van de brief van hun cliënte aan de rechtbank van 22 juli 2011.
5.3 De klacht en ook het verzet richten zich tegen de inhoud van de brief van de cliënte van verweerders van 22 juli 2011, waarin aan het adres van klager een aantal ernstige beschuldigingen worden geuit ondermeer van dreigementen en verkrachting. In zijn verzetschrift wijst klager er op dat dit gedrag van de cliënte van verweerders zich uitstrekt over een langere periode.
5.4 Wat dit betreft stelt de raad vast dat de door klager aan de rechtbank overgelegde correspondentie in hoofdzaak feitelijke en voor de zaak relevante informatie bevat. Zulks kan niet gezegd worden van de door verweerders overgelegde brief van hun cliënte aan de rechtbank. Niet valt in te zien op welke wijze deze brief een tegenhanger kon vormen van de door klager overgelegde correspondentie.
5.5 Het is juist dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. In beginsel mag deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Van dit laatste is naar het oordeel van de raad in de gegeven situatie sprake, nu verweerders op geen enkele wijze duidelijk hebben kunnen maken welk doel met het overleggen van de desbetreffende brief werd gediend. Het had op de weg van verweerders gelegen als dominus litis de brief evenals de overige van hun cliënte ontvangen stukken terzijde te leggen en niet aan de rechtbank over te leggen ook al was dit de wens van hun cliënte. Door dit na te laten hebben zij zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zodat het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 15 december 2011 en de klacht gegrond zullen worden verklaard.
6. MAATREGEL
6.1 Op grond van het bovenstaande acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- Verklaart het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 15 december 2011 gegrond;
- Verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerders op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mw. Mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, mr. J.J.M. Goumans en mr. J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4-9-2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl