Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3066
Zaaknummer
12-61
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klager niet op de correcte wijze geïnformeerd over de door hem in rekening te brengen kosten.
Inhoudsindicatie
Voorts heeft verweerder zonder opdracht van klager een overeenkomst met de werkgever van klager gesloten betreffende zijn ontslag en heeft hij de gelden die klager tegoed had van zijn werkgever zonder instemming van klager verrekend met zijn openstaande declaratie. Mede omdat verweerder er geen blijk van heeft gegeven de onjuistheid van zijn handelen ten aanzien van de verrekening in te zien wordt aan hem de maatregel van berisping opgelegd.
Uitspraak
Beslissing van 25 juni 2012
in de zaak 12-61
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 17 april 2012 met kenmerk K11/124, door de raad ontvangen op 19 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 mei 2012 in aanwezigheid van mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar,
P.R.M. Noppen, E.J. Verster en C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door
mr. A. Huber als griffier.
1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:
a) hij klager niet juist heeft geïnformeerd over de kosten van de door hem verleende rechtsbijstand en hem pas in een zeer laat stadium heeft meegedeeld dat de kosten bijna verdubbeld waren;
b) hij zonder opdracht van klager een overeenkomst tot beëindiging van het dienstverband met zijn werkgever heeft gesloten en de ontslagvergoeding over heeft laten maken op zijn kantoorrekening en heeft aangewend om de nog openstaande rekeningen van klager te voldoen.
3 TOELICHTING VAN KLAGER OP DE KLACHT
Tijdens het eerste bezoek van verweerder heeft verweerder hem meegedeeld dat de kosten van het eerste bezoek € 750,- bedragen en dat de totale kosten geschat worden op € 6.750,-. Dit was voor een pro forma zitting, het pleidooi en de vervoerskosten.
Er hebben meer werkzaamheden plaatsgevonden dan voorzien. Er was een extra pro forma zitting en voorts heeft verweerder klager driemaal bezocht. Deze bezoeken duurden telkens ongeveer een uur.
De brief van verweerder van 9 november 2010, waarin hij de hoogte van in rekening te brengen honorarium heeft laten weten, heeft klager nooit gezien.
Het is niet juist dat hij geen post wenste te ontvangen. Alleen de aanvulling op zijn dossier wenste hij niet te ontvangen, de overige post wenste hij wel te ontvangen. Verweerder heeft hem een aantal brieven gestuurd, alleen de brief van 9 november 2010 heeft hij ten onrechte niet aan hem gestuurd.
Het is niet zo dat hij zijn zwager heeft gemachtigd zijn financiële zaken voor hem te regelen. Zijn zuster regelde de lopende zaken.
Pas tijdens zijn laatste bezoek heeft verweerder hem voor het eerst meegedeeld dat de kosten hoger zouden worden dan hij aanvankelijk had geschat.
Na het vonnis in zijn strafzaak op 19 april 2011 heeft hij een nota van € 9.000,- van verweerder ontvangen. Hij is van mening dat er sprake is van een extreme overschrijding van de kosten. De kosten zijn voor hem, gezien zijn financiële situatie, waarvan verweerder op de hoogte was, niet op te brengen.
Het was ook na het wijzen van het vonnis dat verweerder hem heeft benaderd in verband met de beëindiging van zijn dienstverband. Telefonisch heeft verweerder hem voorgehouden dat hij geen andere keuze had dan het aanbod van zijn werkgever te accepteren. Klager heeft verweerder geen opdracht gegeven de beëindiging van zijn dienstverband te regelen. Verweerder had zich het bedrag van zijn werkgever niet mogen toe-eigenen. Klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven en hij had zijn zwager daartoe ook niet gevolmachtigd. Al zijn financiële reserves zijn naar verweerder gegaan.
Ter onderbouwing van zijn klacht heeft hij een verklaring d.d. 20 januari 2012 van zijn buurman overgelegd. Deze buurman beheerde aanvankelijk zijn financiën. Uit de verklaring blijkt dat zijn buurman het beheer van zijn financiën heeft overgedragen aan zijn zuster en dus niet aan zijn zwager.
3 VERWEER
Begin november 2010 heeft de zwager van klager, die verweerder al jaren als advocaat terzijde staat, telefonisch contact met hem opgenomen in verband met de behandeling van de zaak van klager. Verweerder heeft de zwager van klager meegedeeld dat hij bereid was klager bij te staan, mits klager zelf zou aangeven dat te willen en dat hij uitsluitend op betalende basis de zaak wilde behandelen. Tijdens de bespreking die hij met klager op 8 november 2010 heeft gevoerd is klager ermee akkoord dat hij hem op betalende wijze zou bijstaan. Voorts heeft klager hem bevestigd dat zijn zwager was gemachtigd om zijn financiële zaken, waaronder de betaling van zijn declaraties, te regelen.
Bij brief van 9 november 2010, die conform de met klager gemaakte afspraak is verzonden aan zijn zwager, heeft verweerder de aan hem verleende opdracht bevestigd en meegedeeld dat hij klager € 215,- per uur in rekening zal brengen. Dit bedrag is exclusief 8% kantoorkosten en 19% btw.
Het is niet zo dat de eindafrekening plotsklaps veel hoger is uitgevallen dan voorzien. Hij heeft klager veelvuldig meegedeeld dat de kosten veel hoger werden. Het was een uitermate bewerkelijke zaak met een omvangrijk dossier waarbij hij een aantal keer naar Assen en Hoogeveen heeft moeten reizen. Hij heeft klager vaker dan voorzien moeten bezoeken om hem voor te bereiden op de zitting. Met klager heeft veelvuldig telefonisch overleg plaatsgevonden en klager heeft hem ook een groot aantal uitvoerige epistels toegestuurd. Klager heeft, gezien het uitermate intensieve telefoon- en briefverkeer en het extra bezoek, ook zelf moeten begrijpen dat de kosten veel hoger zouden uitvallen dan aanvankelijk was beraamd. In totaal heeft hij ongeveer € 21.000,- voor zijn werkzaamheden in rekening gebracht.
Zijn inspanningen hebben geloond; de straf is aanzienlijk lager uitgevallen dan de Officier van Justitie had geëist.
Hij heeft voor de afwikkeling van het dienstverband van klager geen kosten in rekening gebracht.
Uit het e-mailbericht van 26 april 2011 van de zwager van klager blijkt dat aan hem opdracht was gegeven het dienstverband af te wikkelen. De zwager van klager schrijft in het e-mailbericht onder meer: “klagers werkgever draalt en zeurt niet langer en betaalt per sofort het tegoed uit aan niet genoten vakantiedagen. Ik stel hierbij voor dat je die directeur in een niet mis-te-verstane brief dat duidelijk maakt.”
Hij heeft klager op de hoogte gehouden van het verloop van de onderhandelingen met diens werkgever en klager is akkoord gegaan met het door zijn werkgever gedane aanbod.
De overeengekomen beëindigingsvergoeding heeft hij met toestemming van de gevolmachtigde van klager laten storten op de derdenrekening van zijn kantoor ter verrekening met het toen nog openstaande bedrag van € 9.452,62. Klager is hem thans nog een bedrag van € 1.609,01 verschuldigd.
De uitkomst van de onderhandelingen met de werkgever van klager is zonder meer goed te noemen. De werkgever had het dienstverband met klager kunnen beëindigen zonder enige vergoeding te betalen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de zwager van klager door hem gemachtigd was om voor hem op te treden heeft verweerder een verklaring van de zwager d.d. 5 december 2011 overgelegd. Daarin staat onder meer dat:
- klager zelf heeft besloten dat verweerder voor hem als advocaat zal optreden,
- klager hem toestemming heeft gegeven de zaak tot in alle details met verweerder te regelen en kennis te nemen van de stukken die betrekking hebben op zijn zaak
- hij niet betrokken was bij de hoogte van de kosten van de werkzaamheden van verweerder
- alle financiële zaken van zijn zwager werden afgewikkeld door zijn echtgenote, de zuster van klager.
4. BEOORDELING
Ingevolge gedragsregel 23 lid 1 is een advocaat gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Deze gedragsregel brengt naar het oordeel van de raad mee dat verweerder klager schriftelijk op de hoogte had moeten brengen van de met zijn werkzaamheden gemoeide kosten.
Omdat klager heeft gesteld dat hij de brief niet kent, komt niet vast te staan dat verweerder hem schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de kosten die hij aan hem in rekening zou brengen. Verweerder heeft gesteld dat was afgesproken dat hij met klager zou corresponderen via zijn zwager. Uit het dossier blijkt echter dat andere brieven wel naar klager zelf zijn gestuurd. Daarom begrijpt de raad niet waarom verweerder zijn brief van 9 november 2010 niet rechtstreeks aan klager heeft gestuurd. Door dat niet te doen en zich er ook niet van te vergewissen dat de (de inhoud) van deze brief klager heeft bereikt, heeft verweerder de door hem gestelde afspraken niet zorgvuldig vastgelegd en komen deze dus ook niet vast te staan.
Ingevolge gedragsregel 26 lid 2 behoort een advocaat zijn cliënt voorts op de hoogte te stellen, zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk had geschat.
Klager en verweerder zijn het er over eens dat de kosten van verweerder veel hoger zijn uitgevallen dan aanvankelijk door verweerder was beraamd. Volgens verweerder heeft hij klager er veelvuldig op gewezen dat zijn kosten aanzienlijk hoger werden dan aanvankelijk door hem was geschat. Klager stelt dat hem bekend was dat de kosten hoger uitvielen, maar dat hij niet had verwacht dat de kosten zoveel hoger zouden worden. Hij hield rekening met een veel lager bedrag aan extra kosten. Hij geeft aan € 2.000 á € 4.000.
De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder lag om klager geregeld schriftelijk te informeren over zijn kosten zodat de hoogte van de laatste declaratie geen verrassing voor klager zou zijn. Door op dit punt niets schriftelijk vast te leggen en de betwisting van klager dat hij deugdelijk is geïnformeerd, is niet vast komen te staan dat verweerder klager heeft gewaarschuwd voor de oplopende kosten en acht de raad het verwijt dat verweerder klager pas in een zeer laat stadium heeft bericht dat zijn kosten aanzienlijk hoger waren gegrond.
Ten onrechte heeft verweerder zich er op beroepen dat klager uit het uitermate intensieve telefoon- en briefverkeer en het extra bezoek zelf heeft moeten begrijpen dat de kosten veel hoger uitvielen dan aanvankelijk was beraamd. Dat kan niet van een rechtshulpzoekende worden gevergd.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht is gebleken dat verweerder het initiatief heeft genomen om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst van klager te komen. Dat was naar de mening van verweerder in het belang van klager. Klager betwist dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst in zijn belang was. Volgens hem zou het in zijn belang zijn geweest als zijn arbeidsovereenkomst op een later tijdstip was beëindigd.
Verweerder geeft tegelijkertijd aan dat het ook in zijn eigen belang was om tot een regeling met de werkgever te komen omdat met het door de werkgever uit te betalen bedrag een deel van zijn openstaande declaratie zou kunnen worden voldaan.
Door zonder dat klager hem daartoe uitdrukkelijk opdracht had gegeven, althans zonder dat die opdracht komt vast te staan, contact op te nemen dan wel te onderhouden met de werkgever van klager over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en vervolgens tot afspraken te komen, heeft verweerder niet de benodigde zorg jegens klager in acht genomen.
Verweerder had klager moeten informeren dat hij zelf het initiatief had genomen om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij klager beter zou hebben geïnformeerd over zijn rechtspositie. Ten onrechte heeft verweerder zich in dit verband beroepen op een e-mailbericht van de zwager van klager van 26 april 2011. In dit e-mailbericht is slechts de uitbetaling van niet genoten vakantiedagen aan de orde gesteld, terwijl door toedoen van verweerder de arbeidsovereenkomst tussen klager en zijn werkgever is beëindigd.
Voorts is de raad van oordeel dat verweerder in strijd met gedragsregel 5 heeft gehandeld. In deze gedragsregel is bepaald dat het belang van de cliënt, niet enig eigen belang van de advocaat, bepalend is voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen. Verweerder had tevoren met klager de mogelijkheid van verrekening van de beëindigingvergoeding met zijn declaratie moeten bespreken. Nu heeft verweerder het door hem op zijn derdenrekening ontvangen bedrag van de werkgever verrekend terwijl hem bekend was dat klager daarvoor geen toestemming had gegeven en voor hem ook duidelijk was dat hij daar niet alsnog mee zou instemmen.
Verweerder heeft gesteld dat hij daartoe gerechtigd was omdat klager zijn zwager had gemachtigd. Uit de door verweerder overgelegde verklaring van de zwager van klager blijkt slechts dat de financiële zaken door de zuster van klager waren overgenomen. Dat klager zijn zwager gemachtigd heeft om de door zijn werkgever te betalen gelden aan te wenden voor de betaling van de openstaande declaratie blijkt niet uit de volmacht. Daarom is ook het verwijt dat verweerder de door hem van de werkgever van klager ontvangen gelden zonder toestemming van klager heeft aangewend voor de betaling van zijn declaratie gegrond.
5. MAATREGEL
Beide klachtenonderdelen, die in twee delen uiteen vallen zijn gegrond.
Betrouwbaarheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheid zijn van groot belang voor het vertrouwen van de rechtshulpzoekenden in de advocatuur.
Verweerder heeft door zich schuldig te maken aan de verweten gedragingen niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Bij het opleggen van na te noemen maatregel heeft de raad laten meewegen dat verweerder er ter zitting geen blijk van heeft gegeven in te zien dat hij op het punt van de verrekening van zijn declaratie met het door de werkgever van klager betaalde bedrag onjuist heeft gehandeld.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.
Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar,
P.R.M. Noppen, E.J. Verster en C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door
mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.