Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3763

Zaaknummer

12-57

Inhoudsindicatie

Aanvullende klachtprocedure tegen advocaten van wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Klager stelt dat verweerders zonder opdracht van hun cliënten een klacht jegens klager hebben ingediend. Dit strandt vanwege het uitdrukkelijke verweer dat de klacht wel namens de cliënte van verweerders is ingediend.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2012

in de zaak 12-57

naar aanleiding van de klacht van:

klager tegen verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 april 2012 met kenmerk RVT nr. 1112-91976, door de raad ontvangen op 18 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld in genoemde brief.

- De brief van klager van 4 oktober 2012 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder sub 2 staat de ex-echtgenote van klager bij, bij de afwikkeling van de echtscheiding en verschillende executiegeschillen. Verweerder sub 1 is de gemachtigde van de ex-echtgenote van klager in een klachtzaak tegen klager, aanhangig bij de raad onder rolnummer 11-166. Achtergrond van die klachtzaak is dat de Rechtbank Utrecht bij beschikking van 25 september 2009 de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenoten heeft uitgesproken. Klager had op grond van de beschikking van de rechtbank een vordering op zijn ex-echtgenote van EUR 238.854,-. Die beschikking was op dat punt uitvoerbaar bij voorraad. Klager had belangrijk meer gevorderd. Klager had eerder voor zijn vordering of vorderingen op zijn ex- echtgenote conservatoren beslag toeleggen op twee bankrekeningen van zijn ex- (beide ING Bank en bij de Rabobank) en op haar woning. Aan haar werd bevel gedaan om het door de rechtbank toegewezen bedrag te betalen.

2.3 Op 29 april 2011 diende een kort geding waarin de ex-echtgenote van klager onder andere opheffing vorderde van de (inmiddels in executoriale geconverteerde) beslagen. Zij bood aan een bankgarantie te stellen en verweerder sub 2 heeft bij gelegenheid van dat kortgeding een kopie van de betreffende bankgarantie als productie overgelegd. De klacht tegen klager is door verweerder sub 1 ingediend, omdat hij vóór de uitspraak van de Voorzieningenrechter een beroep heeft gedaan op de kopie bankgarantie, op grond waarvan de ING-Bank op 6 mei 2011 tot inlossing van die bankgarantie is overgegaan. Op nagenoeg hetzelfde moment wikkelde de Rabobank het onder die bank gelegde beslag af en betaalde aan klager € 64.164,71. Het resultaat was dat klager veel meer ontving dan hij op grond van de beschikking van 29 september 2009 opeisbaar te vorderen had.

2.4 Na indiening van de klacht van de ex-echtgenote van klager tegen klager heeft klager op 16 juni 2011 een klacht ingediend tegen verweerders, waarna hij bij brief 13 december 2011 een aanvullende klacht heeft ingediend tegen verweerders. De aanvullende klacht is hier aan de orde.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij zelfstandig, zonder opdracht van hun cliënte een klacht jegens klager hebben ingediend bij de deken.

Verweerder sub 2.

b) in strijd met gedragsregel 18 rechtstreeks aan klager aanzeggingen heeft gedaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerders stellen ten aanzien van het eerste klachtonderdeel dat zij de klacht wel degelijk in opdracht van hun cliënte hebben ingediend. Het verweer met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is dat klager zich weliswaar formeel liet bijstaan door een advocaat, maar dat hij het inhoudelijke werk zelf deed. Volgens verweerder sub 2 fungeerde de advocaat van klager veel meer als procesadvocaat, waardoor verweerder sub 2 zich vrij mocht achten de aanzeggingen rechtstreeks aan klager te sturen.

5 BEOORDELING

5.1 Met het eerste klachtonderdeel stelt klager dat verweerder sub 1 de klacht in een andere zaak zonder opdracht van zijn cliënte heeft ingediend. Een advocaat die zegt op te treden namens iemand wordt op zijn woord geloofd. Denkbaar is, onder omstandigheden, dat daaraan getwijfeld zou kunnen worden, maar zo’n geval doet zich hier niet voor. De raad heeft gezien de uitdrukkelijke stelling van verweerder sub 1 dat hij de klacht namens zijn cliënte, die bij de behandeling van haar klacht (11-166) aanwezig was, heeft ingediend, geen enkele reden om er aan te twijfelen dat dit inderdaad van meet af aan zo is geweest. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.2 Het tweede klachtonderdeel betreft het bezwaar van klager dat hem rechtstreeks brieven met aanzeggingen zijn gezonden door verweerder sub 2, terwijl hij werd bijgestaan door een advocaat. Klager heeft niet betwist dat hij zelf het inhoudelijke werk deed en dat zijn advocaat slechts optrad als procesadvocaat. De aanzeggingen hadden betrekking op werk dat klager in elk geval ten dele zelf had gedaan  Dat blijkt uit klagers brief van 3 mei 2011 aan de directie van ING-bank ter uitwinning van de bankgarantie. In dat licht begrijpt – en accepteert - de raad dat verweerder sub 2 zijn sommatiebrieven in die kwestie rechtstreeks aan klager heeft gestuurd. Onder deze omstandigheden is de raad van mening dat het rechtstreeks aanschrijven van klager niet klachtwaardig is en geen afbreuk doet aan de gedachte achter de gedragsregel waar klager zich op beroept. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.M.T. Weersink, M.L.C.M. van Kalmthout, E. Bige, en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.