Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3853

Zaaknummer

R. 3831/11.233

Inhoudsindicatie

Eigen verantwoordelijkheid advocaat. Beleidsvrijheid. Advisering onder de gegeven omstandigheden niet onjuist. Klacht in zoverre ongegrond. Beroepsfout. Handelen vanaf het moment van ontdekken van de fout niet klachtwaardig. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Geen maatregel.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 31 oktober 2011 met kenmerk R 11/12/05 cij, door de raad ontvangen op 1 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster heeft klager in de periode van december 2009 tot en met oktober 2010 bijgestaan bij de afwikkeling van het geregistreerd partnerschap tussen klager en mevrouw M.

2.2    Over de beëindiging van het geregistreerd partnerschap is een procedure aanhangig gemaakt.

2.3    In het kader van de afwikkeling van het geregistreerd partnerschap heeft klager in april 2010 afspraken met mevrouw M. gemaakt over omgangsregeling en kinderalimentatie. Deze afspraken zijn in een vaststellingsovereenkomst vastgelegd.

2.4    Over de afwikkeling van de boedelscheiding en de partneralimentatie is geprocedeerd. Op 14 juli 2010 heeft verweerster een verweerschrift bij de rechtbank ingediend.

2.5    Medio oktober 2010 heeft klager zich tot een andere advocaat gewend met het verzoek de behartiging van zijn belangen van verweerster over te nemen.

2.6    Bij brief met bijlagen van 27 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a.    ten  onrechte heeft nagelaten in de vaststellingsovereenkomst afspraken op te nemen over de partneralimentatie en de boedelscheiding;

b.    niet op de hoogte was van de juiste duur van de door klager te betalen partneralimentatie, waardoor een onjuiste strategie is gevolgd en klager schade heeft geleden;

c.    niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken om alsnog een aanvullend verzoek tot het vaststellen van een kortere alimentatietermijn in te dienen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster erkent klager pas is een laat stadium, namelijk in oktober 2010, op de juiste maximale duur van de alimentatieverplichting te hebben gewezen. Volgens verweerster is klager daardoor evenwel niet in zijn belangen geschaad. Zij stelt in overleg met klager het standpunt te hebben ingenomen dat klager niet in staat was partneralimentatie te betalen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzoek bij de rechtbank, is voorgesteld dat wanneer mevrouw M. zou afzien van kinderalimentatie, klager zou afzien van een omgangsregeling. In die zin zijn tussen klager en mevrouw M. ook afspraken gemaakt. Op dat moment konden nog geen afspraken worden gemaakt over de partneralimentatie, boedelscheiding e.d. Dat zou nader bezien worden. Begin oktober 2010 bleek verweerster dat zij ten onrechte was uitgegaan van een maximale alimentatietermijn van vijf jaar in plaats van 12 jaar. Zij heeft klager daar toen direct over geïnformeerd. Verweerster betwist dat klager haar heeft verzocht een aanvullend verzoek in te dienen. Zij stelt daartoe ook niet meer in de gelegenheid te zijn geweest, nu klager vrijwel onmiddellijk naar een andere advocaat is gegaan.

 

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Wel moet de advocaat de cliënt steeds duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de raad niet voor.

5.2    Aannemelijk is gemaakt dat op het moment dat de afspraken over kinderalimentatie en omgang tussen klager en mevrouw M. werden gemaakt en vastgelegd, het nog niet goed mogelijk ook over de andere aspecten van de scheiding (boedelscheiding, partneralimentatie) afspraken te maken. Daarvoor bestonden nog teveel onduidelijkheden. Nu de rechtbank de zaak tot een bepaalde datum had aangehouden, was voortvarendheid geboden waar het de regelingen aangaande de minderjarige betrof. Het advies van verweerster om de afspraken de minderjarige betreffend alvast te maken en neer te leggen in een overeenkomst en de overige nog te regelen kwesties in een later stadium af te doen, acht de raad onder de gegeven omstandigheden dan niet onjuist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.1    In haar brief van 4 november 2010 aan klager erkent verweerster klager niet juist te hebben geïnformeerd over de maximale duur van de partneralimentatie. Zij is tot begin oktober 2010 steeds uitgegaan van een maximale termijn van vijf jaren, terwijl een maximale termijn van twaalf jaren gold.

5.2    Dat verweerster geruime tijd van een onjuiste termijn is uitgegaan, blijkt ook uit haar brief aan klager van 8 juli 2010, uit haar verweerschrift en uit haar brief aan de rechtbank van 4 oktober 2010. Dat zij een fout heeft gemaakt staat derhalve vast. Gelet op de aard en de ernst van de fout acht de raad dit verweerster tuchtrechtelijke te verwijten. De klacht van klager is in zoverre gegrond.

5.3    Direct nadat verweerster haar fout had ontdekt, heeft zij getracht die te herstellen door de rechtbank op 5 oktober 2010 te laten weten dat de maximale alimentatietermijn in dit geval 12 jaar bedroeg. Op dat moment moest het verzoek om partneralimentatie door de rechtbank nog worden behandeld.

5.4    Het handelen van verweerster vanaf het moment dat zij haar fout heeft ontdekt, is naar het oordeel van de raad dan ook niet klachtwaardig.

5.5    Dat klager als gevolg van de door verweerster gemaakte fout schade heeft geleden, is niet vast komen te staan. In het bijzonder is niet komen vast te staan – en kan de raad ook niet vaststellen – of en zo ja, in hoeverre de strategie anders zou zijn geweest wanneer de fout door verweerster niet was gemaakt. Ook in zoverre acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6    Uit het dossier blijkt de raad niet dat klager verweerster heeft verzocht een aanvullend verzoek in te dienen. Nu verweerster dit bestrijdt, kan de raad niet vaststellen of klager een dergelijk verzoek (of: dergelijke verzoeken) heeft gedaan. Uit het dossier blijkt evenmin dat verweerster het initiatief heeft genomen om met klager te bespreken of het zinvol was de rechtbank alsnog te vragen een termijn vast te stellen. Het had wel op haar weg gelegen dat na ontdekking van haar fout te doen. Anderzijds blijkt uit het dossier ook dat klager zeer kort nadat verweerster haar vergissing had bemerkt en klager daarvan op de hoogte had gesteld, een andere advocaat heeft ingeschakeld. De raad acht het aannemelijk dat, zoals verweerster stelt, zij niet meer in de gelegenheid is geweest om namens klager nog een aanvullend verzoek in te dienen. Dit klachtonderdeel acht de raad dan ook ongegrond.

 

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad termen aanwezig af te zien van de oplegging van een maatregel.

 

7    BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b deels gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c ongegrond;

-    ziet af van het opleggen van een maatregel.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2012.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl