Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3105

Zaaknummer

R. 3837/11.239

Inhoudsindicatie

Na of bij overdracht van zaken zoekgeraakte dossiers. Geen behoorlijke dossierbehandeling. Klacht in zoverre gegrond. Of er fouten zijn gemaakt in dossier blijkt niet uit de stukken. Klacht in zoverre ongegrond

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 november 2011 met kenmerk R 11/12/11 ml, door de raad ontvangen op 11 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2012 in aanwezigheid van klager, zijn raadsman mr. S. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager en verweerder hadden een samenwerkingsverband onder de naam X. Klager had de praktijk overgenomen van mr. H. Bij de ontvlechting van de maatschap met verweerder zijn meerdere problemen gerezen, waarvoor partijen in civiele procedures zijn verwikkeld.

2.2 Gedurende de samenwerking had klager voornamelijk civiele en verweerder voornamelijk strafzaken in behandeling. In het kader van de ontvlechting van de maatschap zijn aan klager en verweerder dossiers toebedeeld. Door klager zijn in het kader van de evenredige werkdrukverdeling dossiers overgedragen aan verweerder overeenkomstig de door hen opgestelde en ondertekende dossierlijst d.d. 30 augustus 2008. Daaronder bevond zich een aantal civiele dossiers.

2.3 Verweerder is nadat de samenwerking met klager geëindigd was een samenwerking aangegaan met mr. de B. te Rotterdam. Mr. de B. heeft in dat kader (een aantal van) de door klager aan verweerder overgedragen civiele zaken overgenomen. Daaronder bevonden zich blijkens een overzicht dat mr. de B. op 3 maart 2009 aan klager zond, niet de dossiers L. en M..

2.4 Op 19 januari 2010 heeft mevrouw L. bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder omdat haar dossier onvindbaar was. Deze klacht heeft zij in september 2010 weer ingetrokken.

2.5 Op 26 oktober 2010 heeft mevrouw M. zich tot klager gewend met de mededeling dat er in haar dossier sinds 2008 niets was gebeurd. Diezelfde dag heeft klager het dossier bij verweerder opgevraagd. Verweerder deelde daarop bij brief van 9 november 2010 mede het dossier niet te bezitten.

2.6 Op 29 november 2010 had klager een gesprek op het kantoor van mr. De B., die kantoor houdt op hetzelfde adres als verweerder. Tijdens dat gesprek viel zijn oog op een stapel dossiers naast het bureau van verweerder. Op deze stapel bevond zich ook het dossier L..

2.7 Het dossier M. is tot op heden niet boven water gekomen.

2.8 Bij brief met bijlagen van 1 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. de dossiers van mevrouw L. en mevrouw M. nimmer aan hem heeft toegezonden, ondanks vele verzoeken daartoe. Verweerder heeft ook steeds beweerd die dossiers niet onder zich te hebben gehad. Daarmee heeft verweerder onwaarheden gesproken;

b. fouten heeft gemaakt in het dossier van mevrouw L., waarvoor klager verantwoordelijk is gehouden.

Klager meent dat verweerder aldus laakbaar en in strijd met de gedragsregels heeft gehandeld en dat hij door de handelwijze van verweerder in een kwaad daglicht is gesteld.

 

4 VERWEER

Verweerder stelde aanvankelijk het dossier van mevrouw L. nooit onder zich te hebben gehad en wees alle verantwoordelijkheid van de hand. Bij de ontvlechting van de samenwerking tussen hem en klager heeft mr. De B. alle aanvankelijk aan klager toebedeelde civiele zaken overgenomen en heeft klager zelf vooral de strafzaken gehouden. De twee dossiers waar de klacht op ziet zijn om onverklaarbare reden verdwenen. Het dossier M. is nooit teruggevonden. De dossiers die klager bij hem op kantoor zag liggen zijn dossiers die in het archief van mr. De B. gevonden zijn. Mr. De B. heeft deze op een bepaald moment in zijn kantoor neergelegd. Verweerder was op dat moment zelf niet op kantoor. Kort daarna was klager bij hem op kantoor en zag ze toen liggen. Zelf had verweerder ze op dat moment nog niet gezien. Hij heeft het dossier L. daarna zo snel mogelijk aan klager overhandigd.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 De raad acht dit klachtonderdeel gegrond. Uit de door klager en verweerder ondertekende dossierlijst d.d. 30 augustus 2008 blijkt dat vanaf de verdeling van de dossiers verweerder verantwoordelijk was voor de dossiers L. en M.. Hij diende voor een behoorlijke dossierbehandeling zorg te dragen. Het had om die reden op de weg van verweerder gelegen om zich in te spannen de dossiers op te sporen en aan klager over te dragen.

5.2 Van een behoorlijke dossierbehandeling is in elk geval ten aanzien van het dossier M. niet gebleken. Dat is immers tot op heden niet terecht.

5.3 Het dossier L. is eerst in januari 2011 bij toeval opgemerkt door klager. Het lag op een stapel dossiers in de werkkamer van verweerder op het kantoor dat hij samen mr. De B had. De raad leidt daaruit af dat  verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen om het dossier, dat wel in zijn bezit bleek te zijn, te vinden en over te dragen. De door verweerder gegeven verklaring, inhoudende dat mr. De B. tijdens zijn afwezigheid een stapel dossiers naast zijn bureau had gelegd – waaronder het dossier L. - waarvan hij nog geen kennis had genomen, doet aan diens tuchtrechtelijke aansprakelijkheid niet af.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Uit het dossier zoals dat de raad ter beschikking staat, blijkt dat er een toevoeging is afgegeven voor mevrouw L., die op naam staat van mr. H., dat op de beschikking d.d. 1 oktober 2008 van de rechtbank Rotterdam in die zaak de naam van klager vermeld staat en dat verweerder op 22 oktober 2008 de beschikking (nogmaals) aan mevrouw L. heeft verzonden. Voorts blijkt uit de stukken dat verweerder op 22 oktober 2008 de Raad voor Rechtsbijstand heeft gevraagd met hem de vergoeding voor de zaak L. af te rekenen. Al deze data zijn gelegen na de datum van de verdeling van de dossiers (per 30 augustus 2008). Verweerder kan vanaf die datum verantwoordelijk worden gehouden voor de behandeling van deze dossiers, waaronder L.. Of er in dat dossier vanaf / na die datum fouten zijn gemaakt door verweerder blijkt niet uit de zich in het dossier bevindende stukken. Dit klachtonderdeel treft derhalve geen doel.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl