Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2576

Zaaknummer

12-059A

Zaaknummer

12-060A

Zaaknummer

12-061A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten dat verweerders met kantoornaam en samenstelling Samenwerkingsverordening schenden kennelijk niet-ontvankelijk. Geen eigen belang klaagster. Overige klachten kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 maart 2012

in de zaken 12-059A, 12-060A en 12-061A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw mr.

klaagster

tegen:

1 mevrouw mr.

2 mevrouw mr.

3 de heer mr.

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 1 maart 2012, door de raad ontvangen op 1 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster houdt kantoor onder de naam Y.

Klaagster en verweerster sub 1 hebben gedurende enige tijd een kostenmaatschap gevormd. Verweerster sub 2 was als medewerkster aan die maatschap verbonden. Verweersters sub 1 en 2 zijn in maart 2011 een nieuw kantoor begonnen onder de naam Z. Dit kantoor gebruikt de aanduiding "science based lawyers" als ondertitel. In juli 2011 heeft verweerster sub 1 een maatschapsovereenkomst gesloten met verweerder sub 3. Deze overeenkomst is in oktober 2011 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Verweerster sub 1 is commissaris bij X BV, tevens haar cliënt, en verricht voor dit bedrijf consultancy diensten.

KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat:

1 a) verweersters sub 1 en 2 een mailing aan cliënten van klaagster hebben verzonden, meer in het bijzonder A BV, waarbij gebruik is gemaakt van vertrouwelijke gegevens van de cliënten van de vennootschap van klaagster;

  b) verweerster sub 2 met die mailing het voor haar, als oud-medewerkster van de maatschap van klaagster en verweerster sub 1, geldende concurrentiebeding heeft geschonden;

2 verweerders met hun kantoornaam een onjuiste, misleidende en onvolledige voorstelling van zaken geven en meer in het bijzonder dat:

 a) de naam Z door zijn betekenis "zenuwuitloper" geassocieerd en verward wordt met de naam van het kantoor van klaagster, Y;

 b) de ondertitel "science based lawyers" misleidend en in strijd met de Samenwerkingsverordening is;

 c) met betrekking tot verweerder sub 3 geen sprake is van een samenwerkingsverband in de zin van de Samenwerkingsverordening;

3 verweerster sub 1 commissaris is bij een cliënt, X BV, en met deze cliënt een consultancy agreement is aangegaan, inhoudende een no cure no pay afspraak.

VERWEER

Verweerders stellen zich op het standpunt dat klaagster geen te respecteren belang heeft bij het merendeel van haar klachten.

Verweerster sub 1 en sub 2 betwisten dat zij bij de start van hun kantoor een mailing hebben gestuurd aan cliënten van klaagster. Er is een mailing verstuurd aan de cliënten en contacten van verweerster sub 1. Aan de door klaagster genoemde cliënt A BV is geen mailing gestuurd, wel aan B, een contact van verweerster sub 1.

Verweerster sub 2 betwist dat zij concurrerende handelingen heeft verricht. Zij was ten tijde van de samenwerking met klaagster senior medewerker van verweerster sub 1 en werd door haar betaald. Verweerster sub 2 betwist voorts dat zij cliënten van klaagster heeft benaderd.

Verweerders hebben aangevoerd dat zij alles in het werk hebben gesteld om te voorkomen dat hun kantoor geassocieerd wordt met het kantoor van klaagster. Er bestaat op geen enkele manier verwarring in de markt tussen Z en Y. De ondertitel "science based lawyers" is gebruikt als merk dan wel onderscheidingsteken en is niet bedoeld als verwijzing naar enige (natuur)wetenschappelijke achtergrond van de advocaten, maar verwijst naar de doelgroep van Z. Ook als de omschrijving wel letterlijk zou worden genomen is deze niet misleidend. "Science" betekent niet alleen natuurwetenschappelijk, maar ook wetenschappelijk, kunde en geoefendheid. Ook de juridische wetenschap valt onder dit begrip. Voorts verschilt de samenstelling van het kantoor van klaagster voor wat betreft de wetenschappelijke achtergrond van de advocaten niet wezenlijk van dat van het kantoor van verweerders.

Verweerster sub 1 verricht de consultancy diensten aan X BV op eigen naam en niet in haar hoedanigheid van advocaat van Z.

BEOORDELING

De voorzitter overweegt dat de aan klachtonderdeel 1 sub a) ten grondslag gelegde feiten, nu deze gemotiveerd zijn betwist door verweersters sub 1 en 2, niet zijn komen vast te staan, zodat de voorzitter niet kan vaststellen dat verweersters sub 1 en sub 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klaagster heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster sub 2 van de aan klachtonderdeel 1 sub b) ten grondslag gelegde geen nadere feiten en omstandigheden aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zouden kunnen leiden. Dit klachtonderdeel moet, als onvoldoende onderbouwd, kennelijk ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 sub a) overweegt de voorzitter dat niet valt in te zien waarom de naam Z, gebezigd door verweerster sub 1 en verweerder sub 3 voor hun samenwerkingsverband, verwarring zou kunnen wekken met de door klaagster voor haar kantoor gebruikte naam Y. Dat Z "zenuwuitloper" zou betekenen en daardoor associaties opwekt met het kantoor van klaagster overtuigt geenszins en maakt het voorgaande dan ook niet anders. Dit klachtonderdeel is, naast onbegrijpelijk, kennelijk ongegrond.

De klachtonderdelen 2 sub b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

De voorzitter stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan een ieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Met betrekking tot het in het algemeen belang gegeven voorschrift van artikel 7 lid 1 Samenwerkingsverordening 1993 heeft klaagster niet (voldoende gemotiveerd) gesteld in welk belang dat voormelde bepaling beoogt te beschermen zij rechtstreeks is of kan worden getroffen. Dat is ook niet gebleken. De voorzitter is daarom van oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in deze klachtonderdelen.

Ten overvloede overweegt de voorzitter dat indien klaagster in klachtonderdelen 2 sub b) en c) zou kunnen worden ontvangen, deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn. Klaagster heeft in het licht van het feit dat het hier kennelijk gaat om een maatschap van twee praktijkvennootschappen onvoldoende onderbouwd waarom het samenwerkingsverband tussen verweerster sub 1 en verweerder sub 3 onder de naam “Z - science based lawyers” in strijd is met de Samenwerkingsverordening 1993. Voorts valt niet in te zien dat de ondertitel "science based lawyers" misleidend in de zin van artikel 7 lid 1 van de Samenwerkingsverordening 1993 zou zijn. Klaagsters opvatting, dat de term "science based lawyers" is voorbehouden aan advocaten die in de natuurwetenschappen (dan wel de bètawetenschappen) zijn afgestudeerd, vindt geen steun in het (tucht)recht. Mitsdien gaat klaagsters redenering dat gebruik van de betreffende ondertitel alleen gepast is indien alle advocaten van het kantoor een natuurwetenschappelijke achtergrond hebben evenmin op. Daar komt bij dat verweerders onbetwist hebben aangevoerd dat de samenstelling van hun kantoor, voor zover het de natuurwetenschappelijke achtergrond van de aldaar werkzame advocaten betreft, niet wezenlijk verschilt van dat van klaagsters kantoor.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3 overweegt de voorzitter dat gesteld noch gebleken is in welk belang klaagster door het gestelde handelen van verweerster sub 1 is getroffen. Klaagster moet derhalve kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard in dit klachtonderdeel. Ook hier geldt dat dit klachtonderdeel, ware het ontvankelijk, kennelijk ongegrond is. Verweerster sub 1 heeft immers onweersproken aangevoerd dat zij haar diensten aan de betreffende vennootschap niet verricht in haar hoedanigheid van advocaat van Z, terwijl voorts het tuchtrecht er niet aan in de weg staat dat verweerster in privé de functie bekleed van commissaris bij een vennootschap die tevens haar cliënt is. Indien en voor zover er voorts al sprake zou zijn van een no cure no pay-afspraak met de betreffende vennootschap is deze afspraak niet door verweerster sub 1 in haar hoedanigheid van advocaat gemaakt. Enig bewijs van een dergelijke afspraak heeft klaagster overigens niet overgelegd; uit de overgelegde “consultancy agreement” blijkt zulks in elk geval niet.

Ten overvloede merkt de voorzitter op dat de klachten kennelijk het gevolg zijn van het feit dat verweerster sub 1 en 2 het kantoor van dat van klaagster hebben verlaten en dat klaagster daar moeite mee heeft. Zulke dingen plegen echter te gebeuren en vormen geen valide redenen voor het indienen van volstrekt ongefundeerde klachten tegen twee ex-kantoorgenoten.

Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen 1a), 1b) en 2a) kennelijk ongegrond en verklaart de klachtonderdelen 2 b), 2 c) en 3 kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 19 maart 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.