Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2595

Zaaknummer

11-214U

Inhoudsindicatie

De Raad voor Rechtsbijstand beklaagt zich erover dat verweerster (in strijd met de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor Rechtsbijstand) toevoegingen heeft aangevraagd en vervolgens gedeclareerd op haar naam terwijl de zaken inhoudelijk werden behandeld door een ander (te weten een geschorste, later geschrapte advocaat). De raad heeft op het dekenbezwaar in de zaak 10-422U eerder hierover geoordeeld. Klager komt een zelfstandig belang  bij zijn klacht toe zodat de klacht ontvankelijk is. Gegrondverklaring zonder oplegging van maatregel omdat de raad eerder ter zake van de verweten gedraging een maatregel heeft opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van 17 april 2012

in de zaak 11-214U

naar aanleiding van de klacht van:

de Raad voor Rechtsbijstand

de heer mr.

klager

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 juni 2011, met kenmerk 1011-8905, door de raad ontvangen op 30 juni 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 februari 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

-  de bedoelde brief van de deken aan de raad van 28 juni 2011;

-  de bij deze klacht behorende inventarislijst en de daarin genoemde 14    bijlagen.

2 FEITEN

 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster is op 25 juli 2008 beëdigd en is sindsdien werkzaam geweest als stagiair-ondernemer te Utrecht onder het patronaat van mr. Y met wie zij op hetzelfde adres kantoor heeft gehouden. Tussen verweerster en mr. Y heeft geen samenwerking bestaan als bedoeld in de Samenwerkingsverordening.

2.2 In verband met een klacht van mr. X tegen verweerster heeft bij de deken een bespreking plaatsgevonden met verweerster op 3 mei 2010. Tijdens die bespreking is gebleken dat mr. X advocaat te Rotterdam is geweest. Bij beslissing van het Hof van Discipline van 4 september 2009 is hij geschrapt als advocaat. Eerder was mr. X al bij beslissing van 2 april 2007 voor onbepaalde tijd geschorst. Verweerster behandelde reeds geruime tijd diverse zaken voor mr. X. Het betrof enerzijds zaken voor mr. X in persoon als cliënt en anderzijds zaken die feitelijk door mr. X zelf voor andere cliënten werden behandeld. Verweerster zorgde er in die laatste gevallen slechts voor dat de door mr. X opgestelde stukken werden gesteld op haar briefpapier en door haar ondertekend werden verzonden. Het betrof zowel betaalde zaken als toevoegingszaken. In de toevoegingszaken vroeg verweerster op haar naam de toevoeging aan bij de Raad voor Rechtsbijstand, terwijl de zaken inhoudelijk werden behandeld door mr. X. Verweerster declareerde die zaken ook bij de Raad voor Rechtsbijstand.

2.3 Verweerster heeft per brief van 13 juli 2010 de Raad voor Rechtsbijstand verzocht een standpunt in te nemen over een aantal aan haar verstrekte toevoegingen. Hierin heeft zij onder andere kenbaar gemaakt dat zij voor een aantal zaken een toevoeging heeft aangevraagd waaraan zij “niet zelf juridisch heeft gewerkt”, maar slechts formeel heeft geacteerd ten behoeve van mr. X. Klager heeft verweerster op 12 november 2010 bericht dat haar inschrijving bij de Raad voor Rechtsbijstand is doorgehaald wegens overtreding van de inschrijvingsvoorwaarden. Bij besluit op bezwaarschrift van 7 juni 2011 heeft de Raad voor Rechtsbijstand deze beslissing in zoverre herzien, dat de doorhaling is beperkt tot een periode van drie jaar (of voor een zoveel langere periode als verweerster de hoedanigheid van advocaat zal hebben verloren). Dit besluit is in beroep bekrachtigd.

2.4 Bij beschikking van 21 oktober 2010 heeft de raad van toezicht te Utrecht besloten dat het optreden van verweerster dermate laakbaar is dat het aanleiding vormt tot ambtshalve beëindiging van verweersters stage per die datum op grond van art. 26 Advocatenwet jo. art. 9 lid 1 sub d Stageverordening. Het tegen deze beschikking ingestelde administratief beroep is door de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten ongegrond verklaard.                                                                                                                                                                                     

2.5 Bij brief met 3 bijlagen van 12 november 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster. Bij brief van 18 november 2010 heeft de deken een bezwaar tegen verweerster ter kennis van de raad gebracht. Dit bezwaar hield onder andere in dat verweerster zich heeft laten lenen om als strovrouw op te treden voor de geschrapte mr. X en dat zij in zaken toevoegingen op haar eigen naam heeft aangevraagd en gedeclareerd terwijl deze zaken feitelijk werden behandeld door mr. X, waarmee verweerster formeel voor bepaalde cliënten optrad terwijl zij die cliënten materieel niet bijstond. Bij uitspraak van 21 juni 2011 heeft de raad dit bezwaar gegrond verklaard en aan verweerster een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden opgelegd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor Rechtsbijstand heeft overtreden door toevoegingen aan te vragen ten behoeve van een uitgeschreven advocaat, mr. X.

4 BEOORDELING

4.1 De raad dient allereerst de vraag te beantwoorden of klager in zijn klacht kan worden ontvangen, dit gelet op de beslissing van de raad van 21 juni 2011 op het dekenbezwaar van de deken te Utrecht jegens verweerster (zaak 10-422U), waarin de raad reeds heeft geoordeeld over de feiten die klaagster thans aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd. De raad is van oordeel dat dit aan de ontvankelijkheid van de onderhavige klacht niet in de weg staat. In het bijzonder legt de raad aan dit oordeel ten grondslag dat aan klager een eigen belang toekomt bij de behandeling van de klacht, dat van het belang van de deken kan worden onderscheiden, dat de deken zijn bezwaar heeft ingediend zonder eerst het onderzoek naar de klacht van klager af te wachten, klager niet is gehoord in het kader van het dekenbezwaar en dat verweerster hiertegen bovendien niet eerder zelf heeft geprotesteerd. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn klacht.

4.2 Ten aanzien van de beoordeling van de klacht, overweegt de raad als volgt.  De raad is van oordeel dat de klacht gegrond is. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat verweerster toevoegingen heeft aangevraagd en gedeclareerd voor zaken die zij niet zelf behandelde. Die zaken liet zij inhoudelijk behandelen door mr. X, die als advocaat was geschrapt. Verweerster heeft, hetgeen door haar niet is betwist, hierdoor ten onrechte toevoegingen aangevraagd en financiering verkregen, waardoor zij de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor Rechtsbijstand heeft overtreden. Door aldus te handelen heeft verweerster gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

5 MAATREGEL

5.1 De raad zal ondanks de gegrondverklaring van deze klacht geen maatregel  aan verweerster opleggen omdat de raad ter zake van dezelfde feiten in zijn hiervoor genoemde beslissing van 21 juni 2011 al een maatregel aan verweerster heeft opgelegd.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen, M. Pannevis, G.J.W. Pulles, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl