Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2373
Zaaknummer
11-157A
Inhoudsindicatie
Betreft klacht tegen eigen advocaat. Klagers hebben zich in verschillende kwesties tot verweerder gewend voor rechtsbijstand. Klagers verwijten verweerder dat hij niets heeft ondernomen in deze kwesties. Klacht ten aanzien van twee kwesties gegrond. Verweerder heeft onvoldoende regie gevoerd en onvoldoende aan klagers duidelijk gemaakt (noch schriftelijk vastgelegd) wat hij wel en niet voor hen in deze kwesties zou ondernemen. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 31 januari 2012
in de zaak 11-157A
naar aanleiding van de klacht van:
1. de heer
2. de heer
klagers
tegen:
mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 19 mei 2011 met kenmerk GK/YH 0910-395K, door de raad ontvangen op 20 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2011 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad
- de stukken genummerd 1 – 25 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van
19 mei 2011 behorende inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klager sub 1 als raadsman bijgestaan in drie procedures en in één ander geschil.
2.2 De eerste procedure betrof een door verweerder namens klager in 2007 aanhangig gemaakt kort geding tegen de Socialistische Partij om zijn royement als lid ongedaan te maken. Verweerder heeft voor deze zaak een toevoeging gekregen. Klager is in die procedure door de Voorzieningenrechter in het ongelijk gesteld. Verweerder heeft tijdig een appeldagvaarding aan de Socialistische Partij betekend en bij het hof doen inschrijven. De procedure staat op de slaaprol van het hof in afwachting van de memorie van grieven namens klager. In zijn e-mail van 27 november 2008 aan klager sub 1 heeft verweerder hierover geschreven:
“Staat voor grieven op de Hofrol. Zodra deze gereed zijn verneemt u dat van mij.”
2.3 De tweede procedure betrof een door verweerder namens klager aanhangig gemaakte procedure tegen ziektekostenverzekeraar Zilveren Kruis met het doel de kosten, die klager sub 1 en zijn ex-echtgenote hadden voldaan voor een medische behandeling van hun zoon, klager sub 2, in Engeland, te verhalen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 maart 2008 klager sub 1 en zijn ex-echtgenote in het ongelijk gesteld. Bij brief van 1 juni 2009 heeft verweerder aan klager een “Leidraad ten behoeve van het verzoek aan het Hof van Justitie ten behoeve van de opname van [klager sub 2]” in handen gesteld. In de begeleidende brief heeft verweerder geschreven:
“(…)
U kunt deze leidraad eventueel gebruiken bij uw voornemen om de zaak aanhangig te maken bij het Europese hof van Justitie. Ik kan die procedure niet voor u doen. Enerzijds niet om dat mijn kantoor niet (meer) op basis van toevoegingen werkt. Anderzijds omdat ik geen enkele ervaring heb met een dergelijke procedure en het u bijstaan mij onevenredig veel tijd (afgezet tegen het feit dat ik geen toevoeging heb) zou kosten”
2.4 De derde procedure waarin verweerder voor klager optrad betrof de incasso door de Kliniek voor Parodontologie van een rekening aan klager sub 1 verstuurd in verband met door hem ondergane tandheelkundige behandelingen. Verweerder heeft zich namens klager sub 1 in deze procedure gesteld en van de kantonrechter toestemming gekregen AGIS in vrijwaring op te roepen. Klager sub 1 had een zorgverzekering met dekking voor tandheelkundige kosten bij AGIS afgesloten. Verweerder heeft AGIS niet in vrijwaring opgeroepen. De kantonrechter heeft de vordering van de Kliniek voor Parodontologie jegens klager sub 1 toegewezen.
2.5 Klager sub 1 heeft verweerder verzocht hem bij te staan in een poging de door hem gemaakte kosten in verband met verblijf in het Ronald McDonald huis te verhalen op de Sociale Dienst of op zijn zorgverzekeraar. In een e-mail van 7 maart 2008 heeft verweerder klager sub 1 verzocht aan hem kopie van de ziektekostenverzekeringspolis toe te sturen. Verweerder heeft geen maatregelen tegen de Sociale Dienst of klager’s ziektekostenverzekeraar in gang gezet.
2.6 Verweerder heeft voor klager sub 2 een drietal geschillen in behandeling genomen.
2.7 Het eerste geschil betrof het verhaal door de zorgverzekeraar van klager sub 1, bij wie ook klager sub 2 was meeverzekerd, voor de premies op klager sub 2.
2.8 Het tweede geschil had betrekking op een vordering van IBG voor het schoolgeld van klager sub 2. IBG heeft voor deze vordering beslag gelegd op de WAJONG uitkering van klager sub 2.
2.9 Het derde geschil betrof de uitbetaling van royalties (provisie) door uitgeverij Free Musketeers aan klager sub 2 voor de verkopen van de door klager sub 2 geschreven en door Free Musketeers uitgegeven dichtbundel. Per e-mail van 7 juli 2009 heeft verweerder aan klager sub 2 de concept dagvaarding bestemd voor Free Musketeers toegestuurd. Verweerder heeft de dagvaarding aan Free Musketeers laten betekenen en Free Musketeers opgeroepen te verschijnen ter zitting van de rechtbank van 19 augustus 2009. Free Musketeers heeft naar aanleiding van de dagvaarding een brief gestuurd aan Verweerder waarin zij schrijft dat de aan klager sub 2 verschuldigde provisie EUR 30,73 bedraagt en dat zij terzake een factuur van 12 juni 2006 nog EUR 176,44 van klager sub 2 tegoed heeft. Verweerder heeft klager sub 1 in een e-mail van 4 augustus 2009 als volgt geschreven:
“(…) Het lijkt thans onzinnig om door te procederen. (…)
Ik sluit ook bij de door mij ontvangen nota van de deurwaarder. Deze dient voldaan te worden door overmaking op mijn bankrekeningnummer [nummer] ten name van [verweerder] en ovv mijn ref. [nummer]. U wilt dit wel doen, aangezien ik de zaak anders niet kan aanbrengen bij de rechtbank. De gemaakte kosten zijn evenwel verschuldigd. Als ik de zaak aanbreng is er tevens een griffierecht verschuldig.”
Klager sub 1 heeft verweerder in een e-mail van 5 augustus 2009 geschreven:
“Brengt u de zaak in deze situatie maar niet aan.”
Verweerder heeft de zaak niet aangebracht.
2.10 Klagers hebben een ongedateerde, door klager sub 2 ondertekende, machtiging overgelegd waarin klager sub 2 klager sub 1 machtigt zijn zaken te behartigen.
2.11 Bij brief van 11 januari 2010 heeft klager sub 1 zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) in de zaak tegen de Socialistische Partij heeft toegezegd hoger beroep in te stellen, maar klager sub 1 sinds 2007 niets meer van verweerder over dit hoger beroep heeft gehoord;
b) in de zaak tegen het Zilveren Kruis beroep bij het EG Hof van Justitie zou instellen, maar klager sub 1 sinds 2008 geen bericht meer van verweerder in deze zaak heeft ontvangen;
c) in de zaak tegen de Kliniek voor Parodontologie heeft verzuimd AGIS in vrijwaring op te roepen;
d) hij geen procedure is gestart met het oog op verhaal van de kosten voor het verblijf in het Ronald McDonaldhuis;
e) geen actie heeft ondernomen tegen het verhaal door de ziektekostenverzekeraar voor de premies op klager sub 2;
f) niets heeft ondernomen om het door de IBG op de WAJONG uitkering van klager sub 2 gelegde beslag voor het door klager sub 2 verschuldigde schoolgeld ongedaan te maken;
g) onvoldoende heeft ondernomen met het oog op verhaal van de royalty’s die uitgever Free Musketeers aan klager sub 2 is verschuldigd voor de verkopen van zijn dichtbundel.
4 BEOORDELING
4.1 Bij de beoordeling van de verschillende klachtonderdelen stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient hij te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. De advocaat moet zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. De afzonderlijke klachtonderdelen zullen hierna worden besproken.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 De raad acht het eerste klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder aan klager sub 1 had toegezegd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Voorzieningenrechter in de zaak tegen de Socialistische Partij, maar klager sub 1 sinds 2007 hierover niet van verweerder heeft vernomen, gegrond. Verweerder heeft de appeldagvaarding namens (o.m.) klager sub 1 uitgebracht en op de hofrol ingeschreven en klager sub 1 in zijn e-mail van 27 november 2008 bericht dat hij doende is de memorie van grieven op te stellen. Verweerder heeft in deze zaak onvoldoende leiding genomen. Daarbij is gebleken dat verweerder geen memorie van grieven heeft opgesteld en klager sub 1 evenmin schriftelijk heeft bericht dat en waarom hij bij nader inzien afziet van het doorzetten van het hoger beroep. Hij heeft klager sub 1, gezien zijn eigen verantwoordelijkheid en visie op de zaak, niet duidelijk voor een keuze gezet. Aldus heeft verweerder klachtwaardig gehandeld.
4.3 Klachtonderdeel a is gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.4 De raad acht het tweede klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder namens klager sub 1 beroep bij het EG Hof van Justitie zou instellen tegen de uitspraak van de CRvB van 26 maart 2008 in het geschil met Zilveren Kruis, maar klager sub 1 sinds 2008 hierover niet van verweerder heeft vernomen, ongegrond. In zijn brief van 1 juni 2009 heeft verweerder klager sub 1 duidelijk geschreven dat hij de zaak niet bij het EG Hof van Justitie voor klager sub 1 aanhangig zou maken. Het staat een advocaat vrij een rechtsmiddel niet in te stellen, mits hij daarover zijn cliënt helder informeert. Dat heeft verweerder – zij het met (ruime) vertraging – gedaan.
4.5 Klachtonderdeel b is ongegrond.
klachtonderdeel c
4.6 Het derde klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder heeft verzuimd AGIS in vrijwaring op te roepen in de procedure die de Kliniek voor Parodontologie tegen hem aanhangig had gemaakt, is gegrond. Nadat verweerder toestemming van de kantonrechter had gekregen om AGIS in vrijwaring op te roepen, heeft verweerder AGIS niet in vrijwaring opgeroepen en klager sub 1 ook niet geïnformeerd waarom hij ervan af heeft gezien AGIS in vrijwaring op te roepen. Verweerder heeft hierdoor niet de vereiste zorg voor de belangen van klager sub 1 aan de dag gelegd. Overigens heeft verweerder ter zitting ook toegegeven dat hij AGIS in vrijwaring had moeten oproepen en dat door een fout van zijn kant niet is gebeurd.
4.7 Klachtonderdeel c is gegrond.
klachtonderdeel d
4.8 Het vierde klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder een procedure had moeten starten om de door klager sub 1 gemaakte kosten in verband met verblijf in het Ronald McDonald huis te verhalen, is niet gegrond. Noch tijdens de klachtbehandeling door de deken noch ter zitting is vast komen te staan wat klager sub 1 ten aanzien van dit geschil precies aan verweerder heeft gevraagd te ondernemen, hoe verweerder daarop heeft gereageerd, of verweerder heeft toegezegd een procedure tegen de ziektekostenverzekeraar en/of de Sociale Dienst aanhangig te maken en welke stukken klager sub 1 hiertoe aan verweerder heeft gegeven en/of welke stukken verweerder – afgezien van de polis – van klager sub 1 heeft opgevraagd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder klager sub 1 heeft toegezegd een procedure tegen de ziektekostenverzekeraar en/of de Sociale Dienst over deze kosten te starten, kan verweerder van het niet opstarten van een procedure geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
4.9 Klachtonderdeel d is niet gegrond.
klachtonderdeel e en f
4.10 Het vijfde en het zesde klachtonderdeel lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Beide klachtonderdelen hebben betrekking op het niet nakomen door verweerder van beweerde toezeggingen aan klager sub 2 maatregelen te treffen tegen verhaalnemende schuldeisers. Noch tijdens de klachtbehandeling door de deken noch ter zitting is vast komen te staan wat klager sub 2 ten aanzien van deze twee kwesties precies aan verweerder heeft gevraagd te ondernemen, hoe verweerder daarop heeft gereageerd, of verweerder heeft toegezegd een procedure tegen de ziektekostenverzekeraar en/of de IBG aanhangig te maken en welke stukken klager sub 2 hiertoe aan verweerder heeft gegeven en/of welke stukken verweerder van klager sub 2 heeft opgevraagd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder klager sub 2 heeft toegezegd maatregelen te treffen tegen de ziektekostenverzekeraar en/of de IBG over deze vorderingen, kan verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
4.11 De klachtonderdelen e en f zijn niet gegrond.
klachtonderdeel g
4.12 Het zevende klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder onvoldoende actie heeft ondernomen met het oog op verhaal van de royalty’s waarop klager sub 2 aanspraak maakt, is niet gegrond. Vaststaat dat verweerder een dagvaarding heeft opgesteld en deze per e-mail van 8 juli 2009 heeft voorgelegd aan klagers sub 1 en 2. Verweerder heeft deze dagvaarding laten betekenen aan Free Musketeers BV. Voorafgaand aan de eerst aangezegde rechtsdag heeft verweerder met klager sub 1 overlegd over de reactie van Free Musketeers op de dagvaarding en de noodzaak het griffierecht te voldoen. Klager sub 1 heeft daarop verweerder gevraagd de dagvaarding niet aan te brengen en aangekondigd later stukken aan te zullen leveren waaruit de juistheid van het standpunt van klager sub 2 zou blijken en de onjuistheid van het standpunt van Free Musketeers. Niet is vast komen te staan dat klager sub 1 later deze stukken aan verweerder heeft doen toekomen. Tegen deze achtergrond kon klager sub 2 niet van verweerder verwachten dat hij de procedure tegen Free Musketeers zou voortzetten.
4.13 Klachtonderdeel g is niet gegrond.
5 MAATREGEL
5.1 De raad legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op. Verweerder heeft onvoldoende regie gevoerd over de geschillen waarvoor klagers zijn hulp in hebben opgeroepen. Verweerder had schriftelijk moeten vast leggen welke zaken hij wel en niet in behandeling nam, welke verwachtingen klagers van hem mochten hebben en wat hij van klagers verwachtte. Nu verweerder dit niet heeft gedaan heeft hij klachtwaardig gehandeld.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a en c gegrond;
- verklaart klachtonderdelen b, d, e, f en g ongegrond
- legt aan verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. J.M. van de Laar, mr. A.G.
van Marwijk Kooy en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en
uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2012.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager sub 2
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2012 per e-mail verzonden aan:
- klager sub 1
Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep
worden ingesteld bij het hof van discipline door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan beroep bij het hof van discipline
worden ingesteld door:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl