Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2817

Zaaknummer

R. 3770/11.172

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klaagster in een alimentatiezaak in hoger beroep bijgestaan op basis van een voorwaardelijke toevoeging. Na definitieve intrekking van de toevoeging heeft verweerder – geruime tijd later – klaagster aangemaand en gesommeerd om de openstaande declaraties te betalen dan wel een betalingsregeling te treffen. Over deze sommatie is een telefoongesprek gevoerd. Klacht dat verweerder in het telefonisch onderhoud onbetamelijk heeft gehandeld door te dreigen met beslaglegging en voorts dat verweerder wettelijke rente aan klaagster in rekening heeft gebracht. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond. Het verzet is niet ingesteld binnen de in artikel 46h Advocatenwet gestelde termijn. Klaagster stelt dat het verzetschrift op de laatste dag van de termijn aan het secretariaat van de Raad is gefaxt. Uit de door klaagster na de zitting overgelegde stukken blijkt van een mutatie op een rekening van KPN dat klaagster op die dag een fax heeft willen sturen aan de fax van de griffie van de Raad. Bij de griffie is gebleken dat getracht is door een onbekende verzender een fax aan de griffie te sturen, welke niet is ontvangen. Bij de griffie is geen fax van klaagster ontvangen. Klaagster had ter zitting een verzendbericht overgelegd waarop de vermelding “error report” staat.

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 augustus 2011, door de raad ontvangen op 11 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 augustus 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, de beslissing is op 29 augustus 2011 aan partijen verzonden.

1.3 Bij brief van 12 september 2011, door de raad ontvangen op 13 september 2011, heeft klaagster sub 1 mede namens klaagster sub 2, verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klaagster sub 1 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster sub 1 en verweerder hebben ieder een pleitnota overgelegd. 

Op grond van het verhandelde ter zitting heeft klaagster sub 1 nadien stukken overgelegd. Daarop heeft verweerder gereageerd.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de

   stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 12 september 2011;

 - de stukken respectievelijk brieven die partijen na de zitting hebben overgelegd.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.1 Bij brief van 11 februari 2011 hebben klaagsters zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagsters verwijten verweerder dat hij:

a. in een telefonisch onderhoud op 14 januari 2011 heeft gehandeld in strijd met wat een bekwaam advocaat betaamt en misbruik heeft gemaakt van zijn machtspositie als advocaat door klaagster sub 1 te dreigen met beslaglegging op roerende goederen. Klaagster sub 1 heeft hierdoor emotionele schade opgelopen;

b. wettelijke rente aan klaagster sub 2 in rekening heeft gebracht.

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagsters de bezwaren tegen verweerder handhaven. Klaagsters stellen dat de plaatsvervangend voorzitter de door verweerder aangevoerde stellingen ten onrechte als bewezen heeft aangenomen.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan. Bij brief van 16 maart 2012 heeft verweerder in het verzet aan de raad meegedeeld dat naar zijn mening het verzetschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

 

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

5.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de afwijkende beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

5.3 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klaagsters verzonden op 29 augustus 2011. In die brief zijn klaagsters erop gewezen dat zij, indien zij zich met de beslissing niet konden verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet konden aantekenen bij de Raad van Discipline aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

Aan het slot van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat het verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. 

5.4 Uit de stukken, waaronder de door klaagster sub 1 na de zitting overgelegde stukken, blijkt niet dat het verzetschrift op 12 september 2011 bij de raad per fax is ontvangen. Ter zitting is de vraag aan de orde gesteld of klaagster sub 1 op 12 september 2011 het verzetschrift per fax aan de raad heeft den toekomen. Klaagster sub 1 heeft toen een verzendbericht getoond waarop is vermeld dat de faxverzending niet was gelukt (“error report”).  

De door klaagster na de zitting overgelegde stukken bevatten een mutatie op een rekening van KPN, waaruit valt op te maken dat klaagster op 12 september 2011 om 15.23 uur een fax heeft willen sturen aan het faxnummer van de griffie van de raad. Bij de griffie van de raad is, zoals ter zitting is meegedeeld, door de griffier ambtshalve onderzoek gedaan naar de mogelijke ontvangst van een fax van klaagster sub 1. Ter griffie is gebleken dat op 12 september 2011 om 15.21 uur getracht is door een onbekende verzender (van wie geen faxnummer bekend is gemaakt) een fax aan de griffie te sturen. Het contact met de verzendende fax betrof 0,01 minuut en uit het faxjournaal blijkt dat, gelet op het ontbreken van de vermelding “ok”, geen fax is ontvangen. De griffier heeft bevestigd dat op 12 september 2011 geen fax van klaagster sub 1 is ontvangen. Indien al wordt aangenomen dat klaagster sub 1 de ‘onbekende verzender’ is geweest, sluit dit aan bij het gegeven dat klaagster ter zitting een faxverzendbericht heeft getoond waarop enkel de vermelding “error report” voorkwam.

5.5 Bij de raad is aldus voor het eerst een verzetschrift van klaagsters ontvangen op 13 september 2011.

5.6 Gelet op het voorgaande is het verzet niet ingesteld binnen de onder nummers 5.2 en 5.3 bedoelde termijn. 

Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. 

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter