Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2504
Zaaknummer
B138-2011
Inhoudsindicatie
Niet gebleken van gebrekkige communicatie noch van gebrekkige kwaliteit dienstverlening. Klaagster is steeds op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de procedure en de essentialia van de ingenomen standpunten, inclusief het voornemen en de uitvoering daarvan om de vordering in reconventie in te trekken, en is tijdig heeft geadviseerd over de te nemen stappen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
B138-2011 Klacht
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van:
A
klaagster,
gemachtigde:
B
tegen
C
verweerder,
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de klachtprocedure.
Bij brief van 30 juni 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 27 oktober 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 december 2011.
Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en haar gemachtigde niet verschenen. Verweerder is wel verschenen.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan.
Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een huurkwestie. Klaagster heeft zich tot verweerder gewend omdat zij was gedagvaard door haar verhuurder in verband met een huurachterstand. De dochters van klaagster hebben namens haar gecommuniceerd met verweerder. Klaagster was van mening dat zij niet te weinig, maar juist te veel aan de verhuurder had betaald. Omdat nog niet duidelijk was om welk bedrag het exact ging heeft verweerder namens klaagster een eis in reconventie ingediend voor een nog nader te bepalen bedrag. Verweerder heeft de eis in reconventie gewijzigd in een vordering tot schadevergoeding wegens verminderd woongenot toen hem bleek dat er in conventie wel sprake was van een (geringe) betalingsachterstand. Op 20 juli 2009 vond een comparitie van partijen plaats. Klaagster was daarbij niet aanwezig, verweerder wel, als haar gemachtigde. Op verzoek van verweerder is de zaak aangehouden zodat hij gelegenheid had de door de kantonrechter gesuggereerde schikking met klaagster te bespreken. Op
3 november 2009 heeft verweerder een akte ingediend waarbij hij namens klaagster de vordering in reconventie heeft ingetrokken. Bij vonnis d.d. 26 januari 2010 is de vordering in conventie toegewezen met veroordeling van klaagster in de proceskosten.
3. De klacht
3. De klacht houdt het volgende in.
Klaagster verwijt verweerder dat hij in de gerechtelijke procedure heeft gehandeld en nagelaten als volgt.
1. Verweerder heeft de vordering in reconventie zonder overleg met klaagster en zonder haar instemming (vooraf of achteraf) ingetrokken. Hij heeft klaagster ook achteraf niet van die intrekking in kennis gesteld.
2. Aan het verzoek van klaagster om haar de processtukken te doen toekomen heeft verweerder niet voldaan. Eerst maanden na aanmaning door de deken heeft verweerder klaagster die stukken doen toekomen.
Klaagster heeft als gevolg van het onzorgvuldig optreden van verweerder materiële en immateriële schade geleden.
4. Het verweer
4. Het standpunt van verweerder houdt samengevat het volgende in.
Verweerder heeft de reconventionele vordering ingetrokken nadat dit met klaagster was afgesproken. Bij brief d.d. 8 oktober 2009 heeft verweerder de met klaagster gemaakte afspraken bevestigd. Voorts heeft verweerder steeds tijdig alle processtukken aan klaagster doen toekomen. De akte d.d. 3 november 2009 waarbij de eis in reconventie is ingetrokken heeft verweerder op diezelfde datum in kopie aan klaagster gezonden. De akte d.d. 1 december 2009 die de wederpartij daarop heeft ingediend is bij brief d.d. 4 december 2009 in kopie aan klaagster gezonden.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. De klacht ziet op de wijze waarop verweerder de zaak heeft behandeld. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit verband te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het - in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3. De tuchtrechter toetst in volle omvang of de advocaat zijn onder 5.1 omschreven zorgplicht heeft geschonden, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de hiervoor onder 5.2 bedoelde vrijheid die de advocaat behoort te hebben, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dit kan, bijvoorbeeld, meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.4. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder klaagster bij brief d.d. 7 september 2009 op de hoogte heeft gebracht van hetgeen was besproken tijdens de comparitie van partijen en een afschrift van het proces-verbaal heeft toegezonden. In die brief heeft verweerder geschreven:
“ Ik zie geen andere conclusie dan dat de kantonrechter de vordering ter zake de huurschuld juist heeft vastgesteld. Rekenkundig is daar geen speld tussen te krijgen. De kantonrechter gaf ter zitting aan de tegenvordering niet te zullen toewijzen (hoewel dit uiteraard een voorlopige conclusie is). Mijn advies is om dit voorstel van de wederpartij te accepteren, zodat de kwestie kan worden afgesloten.“
Vervolgens heeft verweerder de inhoud van het gesprek met de dochters van klaagster bevestigd bij brief d.d. 8 oktober 2009. In die brief is vastgelegd dat verweerder het voorstel van de wederpartij redelijk acht en dat verder procederen een aanzienlijk risico met zich brengt. Bij brief d.d. 3 november 2009 heeft verweerder de rechtbank bericht dat het schikkingsvoorstel niet wordt geaccepteerd en dat de vordering in reconventie wordt ingetrokken. De brief wordt aangemerkt als akte. Verweerder heeft een kopie van deze brief op dezelfde datum in kopie aan klaagster toegestuurd. De antwoordakte van de wederpartij d.d. 1 december 2009 heeft verweerder op 4 december 2009 aan klaagster toegestuurd.
5.5 De raad stelt op basis van het bovenstaande vast dat verweerder klaagster, al dan niet via haar dochters, steeds op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de procedure en de essentialia van de ingenomen standpunten, inclusief het voornemen en de uitvoering daarvan om de vordering in reconventie in te trekken, en haar tijdig heeft geadviseerd over de te nemen stappen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt voorts geenszins dat klaagster het met het intrekken van de reconventionele vordering achteraf niet eens was. De raad acht zulks ook niet aannemelijk , nu klaagster na het wijzen van het vonnis, waaruit bleek dat de eis in reconventie was ingetrokken, nog veelvuldig contact heeft gehad met verweerder over de invordering van het toegewezen bedrag zonder dat zij zich toen over het intrekken van de reconventionele vordering en het verdere handelen van verweerder heeft beklaagd.
5.6. De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt zodat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van
mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 13 februari 2012.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. E.P. van Unen ,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 13 februari 2012
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.