Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2745

Zaaknummer

M10-2012

Inhoudsindicatie

Uitsluiten van indexering van de kinderalimentatie in convenant onzorgvuldig. Niet opnemen van een regeling voor het geval de man de woning eerder zou verlaten dan de verkoop van de woning zou plaatsvinden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat niet voorzienbaar was dat de verkoop van de woning zo lang op zich zou laten wachten.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 16 april 2012

in de zaak M10-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

mevrouw A.

klaagster

 

tegen:

 

mr. B

verweerder                    

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 4 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 4 januari 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster heeft zich tezamen met haar toenmalige echtgenoot in augustus 2007 gewend tot verweerder in het kader van een echtscheiding. Verweerder is vervolgens gaan optreden als hun beider advocaat, in welk kader hij een convenant heeft opgesteld. De berekening van de kinderalimentatie is door  partijen opgedragen aan een extern bureau.

2.2     In het op 30 november 2007 getekende convenant is indexering van de kinderalimentatie uitgesloten. Voorts is bepaald dat de kinderalimentatie eerst verschuldigd zou worden na de datum van verkoop van de echtelijke woning.

2.3     Het latere verzoek van klaagster tot wijziging achteraf van de sub 2.2 genoemde punten van het convenant is bij beschikking van de rechtbank R van 8 december 2010 afgewezen.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder klaagster onjuist en ondeskundig heeft voorgelicht, met als gevolg dat zij heeft afgezien van de jaarlijkse indexering van de alimentatie;

2.         door verweerder in het convenant geen regeling is opgenomen voor de situatie waarin klaagster en haar man eventueel feitelijk uiteen zouden gaan terwijl de woning nog niet was verkocht.

 

4        VERWEER

4.1  Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft in het geheel geen bemoeienis gehad met betrekking tot het berekenen van alimentatie en er zijn hem ter zake dan ook geen gegevens ter beschikking gesteld. Verweerder heeft volledig naar instructie van partijen gehandeld en hij is niet in de gelegenheid gesteld om een en ander zelfstandig te kunnen controleren. Bij brief d.d. 19 oktober 2007 heeft verweerder partijen gewezen op de gevolgen van hun instructie ten aanzien van de alimentatie.

 

5        BEOORDELING

5.1  De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2  Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3  De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.4  Van een advocaat die optreedt als gemeenschappelijk advocaat in een echtscheidingszaak mag worden verlangd dat hij zich ervan vergewist of beide partijen begrijpen wat wordt overeengekomen, maar ook dat de ene partij niet wordt bevoordeeld ten opzichte van de andere partij, zonder dat partijen schriftelijk op de consequenties worden gewezen. De raad zal de klacht met inachtneming van de hierboven genoemde uitgangspunten beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.5  Vooropgesteld zij dat het feit dat klaagster en haar man de (hoogte van de) alimentatie hebben laten berekenen door een derde niet met zich meebrengt dat verweerder geen enkele verantwoordelijkheid zou dragen voor hetgeen hij met betrekking tot de alimentatie in het convenant heeft opgenomen.

5.6  In het convenant is indexering van de kinderalimentatie uitdrukkelijk uitgesloten. Verweerder stelt dat hij partijen bij brief d.d. 19 oktober 2007 heeft gewezen op het feit dat indexering van de kinderalimentatie niet kan worden uitgesloten, doch klaagster betwist deze brief te hebben ontvangen. Op de email van klaagster van 19 november 2007, die in het geheel niet ingaat op verweerders brief, is door hem kennelijk niet meer gereageerd. Verweerder heeft vervolgens de bewuste afspraak in het convenant opgenomen ondanks zijn mening dat deze zou indruisen tegen de wet. Naar het oordeel van de raad had verweerder klaagster toen nog eens uitdrukkelijk op de gevolgen van deze afspraak moeten wijzen.Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel 2

5.7  In het convenant is geen regeling getroffen voor het geval de man de woning eerder zou verlaten dan de verkoop van de woning zou plaatsvinden. De raad is van oordeel dat verweerder van het niet opnemen van een dergelijke regeling geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, nu ten tijde van het opstellen van het convenant in 2007 niet voorzienbaar was dat de verkoop van de woning zo lang op zich zou laten wachten.

 

6          MAATREGEL

6.1       De raad acht ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht een waarschuwing een passende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond. De raad legt ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht aan verweerder op een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op   17april 2012    per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl