Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3130

Zaaknummer

R. 3830/11.232

Inhoudsindicatie

Verzet. Gedeeltelijk gegrond. In het dossier ontbreekt een schriftelijke bevestiging ten aanzien van in te stellen hoger beroep, terwijl ook niet gesteld of gebleken is dat aan klager een concept voor het beroepschrift is voorgelegd of met hem is besproken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op het dekenspreekuur van 13 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Bij brief aan de raad van 27 oktober 2011  met kenmerk R 11/12/04 ml, door de raad ontvangen op 28 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 november 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 november 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 5 december 2011 door de raad ontvangen op 6 december 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder is ter zitting niet verschenen maar heeft schriftelijk zijn visie kenbaar gemaakt. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 5 december 2011.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft tijdens zijn werkzame leven geld gespaard, waaronder een ontslagvergoeding, voor een totaal bedrag van € 41.000,-.

2.2 Voornoemd bedrag heeft klager op advies vast laten zetten bij een bank in een lijfrente overeenkomst.

2.3 Klager ontvangt jaarlijks een uitkering uit deze lijfrente.

2.4 In 2008 heeft de Belastingdienst klager bericht dat hij een bedrag van € 2.100,- verschuldigd was in verband met teveel uitgekeerde zorg- en huurtoeslag. Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Tegen de afwijzende beslissing op zijn bezwaar heeft hij vervolgens beroep ingesteld.

2.5 Nadat de rechtbank klagers beroep op formele gronden gegrond had verklaard, heeft verweerder klager bijgestaan in de bezwaarprocedure bij de belastingdienst. Tegen de afwijzende beslissing op het bezwaar heeft verweerder beroep ingesteld bij de rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Raad van State.

2.6 Tijdens laatstgenoemde procedure bij de Raad van State werd klager bijgestaan door zijn opvolgend advocaat, mr. K.

2.7 Op het dekenspreekuur van 13 september 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.8 Verweerder heeft klager eerst bijgestaan op basis van een zogenaamde “Lichte Advies Toevoeging”, waarbij aan klager een eigen bijdrage is opgelegd van € 72,-.

2.9 Vervolgens heeft verweerder voor de bezwaarprocedure een toevoeging aangevraagd die op 16 oktober 2009 is verleend, en waarbij aan klager een eigen bijdrage is opgelegd van € 466,-.

2.10 Voor het hoger beroep bij de Raad van State heeft verweerder een toevoeging aangevraagd en op 7 oktober 2010 verkregen. Daarbij is aan klager een eigen bijdrage opgelegd van € 478,-. Deze eigen bijdrage heeft klager aan mr. K., de opvolgend advocaat, betaald.

2.11 Verweerder heeft verzuimd om voor de beroepsprocedure bij de rechtbank een toevoeging aan te vragen. Verweerder heeft zijn declaratie met betrekking tot die werkzaamheden echter beperkt tot een bedrag van € 466,-, zijnde hetzelfde bedrag als de aan klager voor de bezwaarprocedure opgelegde eigen bijdrage.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder de wijze waarop hij zijn belangen heeft behartigd in zijn geschil met de Belastingdienst. Er is door respectievelijk de Belastingdienst, rechtbank en de Raad van State geen gehoor gegeven aan de bezwaren van klager dat het bij bepaalde inkomsten niet ging om een lijfrente-uitkering, maar om een periodieke uitkering van spaargelden. Klager verwijt verweerder voorts dat hij zonder overleg met hem en tegen zijn zin een beroepschrift heeft toegezonden aan de Raad van State, waardoor hij griffierecht en een eigen bijdrage verschuldigd was. In het beroepschrift heeft verweerder opnieuw de nadruk gelegd op de lijfrente en niet op de spaargelden van klager. Verweerder heeft klager niet eenmaal ondersteund in zijn visie op de kwestie. Klager verwijt verweerder tot slot dat hij klager probeert financieel uit te melken en hem zwart wil maken bij de opvolgende advocaat.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder bestrijdt gemotiveerd de aan zijn adres gemaakte verwijten. Volgens hem is klager tengevolge van zijn eigen beslissingen in deze situatie terecht gekomen en hebben wetswijzigingen nadelig voor hem uitgepakt. Hij betwist klager niet te hebben ondersteund in zijn visie en stelt dat het hoger beroep bij de Raad van State op uitdrukkelijk verzoek van klager is ingesteld. Verweerder bestrijdt klager zwart te hebben willen maken bij de opvolgend advocaat en te hebben willen uitmelken.

 

5 BEOORDELING

5.1 Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de (plaatsvervangend) voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen betreffende het in het hoger beroepschrift door verweerder opnieuw leggen van de nadruk op de lijfrente en niet op de spaargelden, het niet ondersteunen door verweerder van klager in diens visie op de kwestie en het verwijt dat verweerder probeert klager financieel uit te melken en zwart te maken bij de opvolgend advocaat.

5.2 Door klager zijn wat die onderdelen betreft in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en

herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de

(plaatsvervangend) voorzitter heeft gegeven.

5.3 De raad acht het verzet wel gegrond voorzover dat betreft het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van het verwijt dat verweerder zonder overleg met klager en tegen diens zin in een hoger beroepschrift heeft toegezonden aan de Raad van State, waardoor klager griffierecht en een eigen bijdrage verschuldigd is.

5.4 Een advocaat is immers gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. In het dossier ontbreekt een dergelijke schriftelijke bevestiging ten aanzien van het hoger beroep bij de Raad van State, terwijl niet gesteld of gebleken is dat aan klager een concept voor het hoger beroepschrift is voorgelegd, terwijl tegenover de betwisting door klager evenmin is gebleken dat dat met hem is besproken. De brief van 29 september 2010 waarop de voorzitter van de raad haar oordeel terzake (mede) heeft gebaseerd, betreft niet een brief van verweerder aan klager maar van verweerder aan de deken in een reactie op de klacht.

5.5 Ter zitting heeft klager te kennen gegeven voorts te (willen) klagen over het feit dat verweerder met hem niet de mogelijkheid van een peiljaarverlegging heeft besproken. Nu dit een nieuw klachtonderdeel betreft dat geen onderdeel heeft uitgemaakt van het onderzoek door de deken, kan de raad daarover thans niet oordelen. De raad kan zich voorstellen dat verweerder zich hierover in het kader van een minnelijk overleg met klager verstaat.

5.6 In datzelfde minnelijk overleg zou dan tevens de kwestie terzake de toepasselijkheid van de anticumulatieregeling aan de orde kunnen worden gesteld, zoals door de deken in zijn visie d.d. 15 september 2011 gesuggereerd.

 

6 MAATREGEL

  Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet en de klacht ten aanzien van het door verweerder bij de Raad van State ingestelde hoger beroep gegrond;

- legt (daarvoor) aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier.

 

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl