Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-04-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2935
Zaaknummer
M169-2011
Inhoudsindicatie
Onzorgvuldig gehandeld door ingrijpende consequenties van het convenant enkel mondeling met partijen te bespreken en niet schriftelijk vast te leggen, zeker nu de afspraken waren gemaakt met een mediator waarvan verweerster bekend was dat deze in loondienst was van klaagsters toenmalige echtgenoot.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 16 april 2012
in de zaak M169 -2011
naar aanleiding van de klacht van:
X
klaagster
tegen:
Y
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 6 september 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, die werd vergezeld door haar kantoorgenoot mr. P. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 6 september 2011 en de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben eind 2009 aan verweerster de opdracht verstrekt om op gemeenschappelijk verzoek de echtscheiding aan te vragen en in een echtscheidingsconvenant vast te leggen hetgeen zij tijdens het mediationtraject onder begeleiding van de heer B., die bij de ex-echtgenoot van klaagster in loondienst was, hadden afgesproken. Op 11 en 18 december 2009 heeft verweerster gesprekken gevoerd met partijen, waarna partijen het convenant hebben ondertekend.
2.2 Bij brief van 21 april 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster als gemeenschappelijk advocaat van klaagster en haar man in het kader van een echtscheiding onvoldoende de belangen van klaagster heeft behartigd en haar onvoldoende heeft gewezen op de consequenties van de regelingen, die nadelig voor haar uitvielen.
3.2 Ter toelichting heeft klaagster aangevoerd dat zij na de ondertekening van het convenant tot de conclusie kwam dat dit zeer eenzijdig was opgesteld. De onderliggende afspraken waren gemaakt met een mediator die in loondienst was bij haar echtgenoot. Verweerster heeft die afspraken overgenomen en klaagster niet gewezen op de nadelige gevolgen van het doen van afstand van pensioenverevening, het buiten beschouwing laten van de onderneming van de man, het niet laten verrichten van taxaties, de wijze van verdeling van de kosten verbonden aan de echtscheiding en het opleggen van kinderalimentatie aan klaagster.
4 VERWEER
4.1 Verweerster is van mening dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Nadat verweerster was benaderd door de mediator, de heer B., met wie zij eerder had samengewerkt en met wie goede ervaringen had, heeft zij op 11 december 2009 gesproken met partijen. Tijdens dat gesprek zijn alle aspecten van de afwikkeling van de echtscheiding die partijen voor ogen hadden uitgebreid besproken. De inhoud van dit gesprek is niet schriftelijk vast gelegd. Verweerster heeft met partijen afgesproken dat zij een concept-echtscheidingsconvenant zou toesturen aan de heer B.. die het stuk eerst met partijen gezamenlijk en daarna met klaagster afzonderlijk zou bespreken, om er zeker van te zijn dat werkelijk al hetgeen partijen voor ogen stond om te komen tot afwikkeling van de gevolgen van hun echtscheiding ook daadwerkelijk zo zou worden benoemd. Eventuele opmerkingen zou de heer B. aan verweerster doorgeven, hetgeen hij ook per e-mail heeft gedaan.
4.2 Op 18 december 2009 heeft de tweede bespreking tussen verweerster en partijen plaatsgevonden, waarbij het convenant puntsgewijs is doorgenomen. Partijen bevestigden dat alle vermogensbestanddelen aan de orde waren gekomen en dat de inhoud van het convenant overeenkwam met de door partijen gewenste verdeling. Vervolgens is het convenant door partijen ondertekend.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.4 Naar het oordeel van de raad bevatte het convenant een aantal regelingen die ingrijpende en mogelijk ook nadelige gevolgen voor klaagster konden hebben. Verweerster heeft het concept-convenant niet aan partijen toegezonden met een begeleidende brief waarin zij op die consequenties wees, maar enkel aan de mediator, aan wie zij het heeft overgelaten het concept met partijen te bespreken. Verweerster heeft aangevoerd dat zij het convenant alvorens dit getekend werd nog met partijen heeft doorgenomen. Het had echter op de weg van verweerster gelegen om bedoelde consequenties niet alleen mondeling met partijen te bespreken, maar deze ook vooraf schriftelijk vast te leggen, zulks te meer nu de onderlinge afspraken waren gemaakt met een mediator waarvan verweerster bekend was dat deze in loondienst was van klaagsters toenmalige echtgenoot.
Aldus heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve gegrond.
6. MAATREGEL
6.1 De raad acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster als maatregel op een enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl