Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3415
Zaaknummer
12-300A
Inhoudsindicatie
"Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over de wijze waarop een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Klacht kennelijk ongegrond."
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 8 november 2012
in de zaak 12-300A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 10 oktober 2012 met kenmerk 1112-644, door de raad ontvangen op 11 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager is sinds 1998 verwikkeld in een hoog oplopend geschil met het gemeentebestuur van gemeente X, dat geresulteerd heeft in diverse juridische procedures. Nadat (de advocaat van) klager de gemeente X voor een zitting van 17 februari 2010 in kort geding had gedagvaard, heeft gemeente X de bijstand ingeroepen van verweerder. De advocaat van klager heeft het kort geding ingetrokken en partijen hebben een regeling getroffen, die is vastgelegd in een notariële vaststellingsovereenkomst van 25 februari 2010.
1.3 In artikel 4 lid 1 van voornoemde overeenkomst zijn partijen het volgende overeengekomen: "(…) Behoudens het gestelde in deze vaststellingsovereenkomst, verlenen [klager en mevrouw Y] aan de [gemeente X] alsmede aan alle personen en rechtspersonen die direct dan wel indirect met of aan de gemeente X gelieerd zijn (waaronder, doch niet beperkt tot, alle voormalige en huidige burgemeesters, wethouders en ambtenaren) finale en onherroepelijke kwijting voor alle vorderingen uit welke hoofde dan ook. [Klager en mevrouw Y] Zullen ieder derhalve op geen enkele wijze meer: (i) procedures over de geschillen uit het verleden beginnen of deze procedures ter zake hervatten, en (ii) mondeling en/of schriftelijk op enige wijze ingaan op de geschillen uit het verleden. Het vooraanstaande geldt mede als derdenbeding voor alle personen en rechtspersonen die direct dan wel indirect met of aan de gemeente X gelieerd (waaronder, doch niet beperkt tot, alle voormalige en huidige burgemeesters, wethouders en ambtenaren)."
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij zich tijdens de zitting van 17 februari 2010 ten overstaan van de Voorzieningenrechter op een "verschrikkelijke manier gemanifesteerd" heeft door de boel onder zo een grote druk te zetten en de rechter te beïnvloeden;
b) hij de afspraken in het contract tussen partijen ten spijt, een onafhankelijk onderzoek op een "volstrekt gewetenloze manier opzij heeft geschoven".
3 VERWEER
3.1 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager in diens klacht (kennelijk) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat:
a) de verwijten die klager in zijn klachtbrief weergeeft betrekking hebben op andere gebeurtenissen dan waar verweerder betrokken is geweest, aangezien hij uitsluitend werkzaamheden in het kader van het kort geding van begin 2010 en de daarmee samenhangende werkzaamheden verricht waardoor de klacht gaat over zaken die verweerder überhaupt niet aangaan;
b) in artikel 4 lid 1 van de notariële vaststellingsovereenkomst van 25 februari 2010 partijen een derdenbeding zijn overeengekomen op grond waarvan klager zijn recht om te klagen heeft prijsgegeven;
c) hij geen enkele reden heeft waarom hij meer dan twee jaren heeft gewacht met het indienen van deze klacht.
3.2 Voor het geval klager wel ontvankelijk is in zijn klacht dient deze volgens verweerder (kennelijk) ongegrond te worden verklaard omdat deze feitelijke grondslag ontbeert. Ter nadere informatie heeft verweerder opgemerkt dat de vordering van klager in kort geding evident kansloos was. In zijn herinnering heeft er geen inhoudelijk debat plaatsgevonden over de vorderingen van klager, maar louter een debat over het formele punt of de door klager ingestelde vordering überhaupt wel mogelijk zou kunnen zijn. Dit debat heeft geleid tot intrekking van het kort geding door de advocaat van klager en korte tijd later tot een regeling die partijen hebben vastgelegd in een notariële vaststellingsovereenkomst.
4 BEOORDELING
4.1 Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.
4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in de strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijke doel wordt gediend.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. Niet is komen vast te staan dat verweerder, zoals door klager gesteld, zich op een verschrikkelijke manier zou hebben gemanifesteerd tijdens de zitting van 17 februari 2010 door de boel onder zo een grote druk te zetten de rechter te beïnvloeden. Uit het klachtdossier volgt dat klager vrijwillig een regeling heeft getroffen met gemeente X, welke regeling is vastgelegd in de notariële vaststellingsovereenkomst van 25 februari 2010. Mede gelet op het feit dat de overeenkomst acht dagen na de zitting waarop de regeling is getroffen is vastgelegd, ziet de voorzitter niet in dat verweerder klager onder druk zou hebben gezet. Daarbij komt dat klager de door hen gestarte kort-gedingprocedure zelf heeft ingetrokken, zodat niet valt in te zien dat verweerder de rechter tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben beïnvloed.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat evenmin is gebleken dat verweerder een onafhankelijk onderzoek op een "volstrekt gewetenloze manier opzij heeft geschoven". Uit artikel 4 lid 1 van de notariële vaststellingsovereenkomst blijkt dat klager afstand heeft gedaan van procedures over geschillen uit het verleden of deze procedures ter zake te hervatten en van het mondeling en/of schriftelijk ingaan op de geschillen uit het verleden. Klager heeft daarmee zelf afstand gedaan van een onafhankelijk onderzoek naar de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het langlopende geschil tussen klager en gemeente X. Niet is gebleken dat verweerder een dergelijk onderzoek opzij zou hebben geschoven, noch dat hij dit op een volstrekt gewetenloze manier zou hebben gedaan.
4.5 Daargelaten het antwoord op de vraag of klager gezien het tijdsverloop en het derdenbeding in zijn klacht kan worden ontvangen, is de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. zum Vörde Sive Vörding als griffier op 8 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.