Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2922
Zaaknummer
H 211-2011
Inhoudsindicatie
Het feit dat een andere rechter heeft geoordeeld over de vraag of verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen en derhalve schadeplichtig is, heeft niet zonder meer tot gevolg dat klaagster haar klachten betreffende die tekortkomingen niet meer ter beoordeling mag voorleggen aan de raad . De vraag die de rechtbank had te beoordelen is immers een andere dan die welke door de raad moet worden beantwoord. Nu echter de rechtbank in dit licht heeft onderzocht of verweerder in de zaak van klaagster kennelijk onjuist heeft opgetreden of haar onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd en geadviseerd en op grond daarvan heeft geoordeeld dat verweerder heeft gehandeld als van een goed advocaat mag worden verwacht, dient de de klacht ongegrond te worden verklaard. Daarbij is overwogen dat niet blijkt van feiten en omstandigheden die niet reeds ter beoordeling aan de rechtbank zijn voorgelegd en tot een afzonderlijke tuchtrechtelijke beoordeling nopen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 mei 2012
in de zaak H 211-2011
naar aanleiding van de klacht van:
X
klaagster
tegen:
Y
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 31 oktober 2011 met kenmerk nr 20110175k, door de raad ontvangen op 2 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- het klachtdossier;
- een brief van klaagster d.d. 4 maart 2012;
- een brief van klaagster d.d. 9 februari 2012;
- een brief van verweerder d.d. 6 februari 2012.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
Verweerder heeft aan klaagster rechtsbijstand verleend in een echtscheidingsprocedure. In die procedure is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij onder andere de alimentatie is afgekocht. Tussen klaagster en verweerder is een geschil ontstaan over de kwaliteit van de rechtsbijstand van verweerder. Klaagster heeft nagelaten een tweetal declaraties van verweerder te betalen. Verweerder heeft klaagster tot betaling van daarvan gedagvaard. Klaagster heeft in die procedure in reconventie onder andere aangevoerd dat verweerder bij de behandeling van haar zaak in zijn verplichtingen als redelijk en bekwaam advocaat is tekortgeschoten en schadevergoeding gevorderd. De rechtbank H heeft bij vonnis van 6 april 2011 de reconventionele vordering van klaagster afgewezen en geoordeeld dat verweerder heeft gehandeld zoals van een redelijk en bekwaam handelende advocaat mag worden verwacht. Dit vonnis is bevestigd bij arrest van het Gerechtshof d.d. 20 december 2011.
2.2 Bij brief van 14 juli 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De raad gaat uit van de klachtomschrijving zoals opgenomen in klaagsters brief aan de raad van 4 maart 2012. Deze brief maakt onderdeel uit van het dossier en klaagster en verweerder hebben ter zitting met de daarin vervatte omschrijving van de klacht ingestemd. Klaagster verwijt verweerder dat hij, door te handelen op de wijze als omschreven onder 2a t/m v van voornoemde brief, niet de benodigde zorg heeft betracht ten opzichte van klaagster en zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet.
4 VERWEER
4.1 Op 6 maart 2009 werd overeengekomen om het geschil tussen klaagster en verweerder omtrent de kwaliteit van dienstverlening aan de geschillencommissie voor te leggen. Klaagster voldeed niet aan het verzoek van die commissie om aanvullende stukken in te dienen, waarna de commissie de zaak sloot. Er is geen tuchtrechtelijke klachtmogelijkheid meer nu partijen reeds eerder voor een andere weg kozen en die procedure is gesloten. In de door verweerder ingestelde procedure tot betaling heeft klaagster in reconventie het geschil met verweerder over de kwaliteit van dienstverlening aan de orde gesteld en schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van klaagster bij uitspraak van 6 april 2011 afgewezen. Verweerder betwist de klacht voor het overige.
5 BEOORDELING
5.1 De advocaat dient bij de behandeling van de hem opgedragen zaak jegens zijn cliënt alle mogelijke zorg te betrachten. Daarbij geldt dat hij bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van cliënt het best zijn gediend. Aan de advocaat komt een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder dient in het licht van deze maatstaf worden getoetst.
De raad stelt allereerst vast dat klaagster in de procedure bij de rechtbank H in reconventie heeft gesteld dat verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen en/of zijn verplichtingen als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. De rechtbank heeft in dit verband, bij uitspraak van 6 april 2011, overwogen dat verweerder jegens klaagster heeft gehandeld zoals van een redelijk en goed advocaat mag worden verwacht. De vordering van klaagster om voor recht te verklaren dat verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen en uit dien hoofde schadeplichtig is, is om die reden afgewezen.
Naar het oordeel van de raad heeft het feit dat een (andere) rechter met betrekking tot de klachten van klaagster heeft geoordeeld over de vraag of verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen en derhalve schadeplichtig is, niet zonder meer tot gevolg dat klaagster die klachten thans niet meer ter beoordeling mag voorleggen aan de raad. De vraag of verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen is immers een andere dan de vraag die thans door de raad moet worden beoordeeld, te weten of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De raad stelt evenwel vast dat rechtbank, ter beantwoording van de vraag of sprake was van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van contractuele verplichtingen, met betrekking tot de door klaagster naar voren gebrachte klachten, heeft onderzocht of verweerder bij de behandeling van de zaak van klaagster kennelijk onjuist heeft opgetreden of haar onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd en geadviseerd. Aldus heeft de rechtbank dezelfde criteria gehanteerd als waaraan thans door de raad dient te worden getoetst. Op grond daarvan heeft de rechtbank beslist dat verweerder bij het verlenen van rechtsbijstand aan klaagster heeft gehandeld als van een goed advocaat mag worden verwacht en de vordering van klaagster afgewezen.
De raad neemt dat oordeel van de rechtbank over, nu in de onderhavige procedure niet blijkt van feiten en omstandigheden die in dit verband niet reeds ter beoordeling aan de rechtbank zijn voorgelegd en die tot een afwijkende tuchtrechtelijke beoordeling nopen. De raad zal de klacht ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl