Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3903
Zaaknummer
R. 3846/11.248
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure waarin van klager betaling van een geldbedrag werd gevorderd. Verweerder heeft een concept conclusie van antwoord opgesteld, waarmee klager zich niet kon verenigen. Klager had een eigen stuk gemaakt. Verweerder heeft in een gesprek met klager bevestigd dat hij het stuk van klager in rechte zou overleggen en dat hij zich vervolgens terugtrok als advocaat van klager.
Inhoudsindicatie
Klachten dat verweerder het advies van de deken als een beslissing heeft aangeduid; dat verweerder zich heeft teruggetrokken als advocaat van klager terwijl klager geen nieuwe advocaat had; dat verweerder weigert door klager gestelde vragen te beantwoorden, ten onrechte heeft geschreven dat klager geen overleg met hem wilde, de inhoudelijke discussie met klager uit de weg gaat, correspondentie aan de deken heeft gestuurd nadat de deken had aangegeven dat voor hem geen rol meer was weggelegd; inhoudelijke bezwaren tegen het door verweerder opgestelde concept. De plaatsvervangend voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. In het verzet wordt geoordeeld dat de plaatsvervangend voorzitter niet gehouden is om bij zijn beslissing alle uit het dossier blijkende feiten te vermelden, maar kan volstaan met vermelding van de feiten die naar zijn oordeel voor de beslissing van belang zijn. Inhoudelijk heeft het verzet niet tot andere beschouwingen of conclusies geleid dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.
Uitspraak
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 23 november 2011, door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 december 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 19 december 2011 aan partijen verzonden.
1.3 Bij brief van 20 december 2011, door de raad op dezelfde dag ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 De raad gaat uit van de feiten zoals deze zijn vermeld in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Klager heeft in het verzet aangevoerd dat de brief van verweerder van 14 april 2011 geen faxbrief betreft. Dit doet echter niet af aan het feit dat verweerder de opdracht bij brief van 14 april 2011 heeft bevestigd.
Klager heeft in het verzet ook aangevoerd dat de plaatsvervangend voorzitter niet alle volgens klager van belang zijnde feiten heeft vermeld. Daarop gaat de raad in bij de beoordeling.
2.2 Bij brief van 11 juni 2011, aangevuld bij brief van 16 augustus 2011, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder dat hij:
a. aan klager heeft geschreven dat er in deze zaak een beslissing door de deken is gegeven, terwijl slechts sprake is van een advies;
b. zich heeft teruggetrokken als advocaat van klager, terwijl klager geen nieuwe advocaat had en hij door de onttrekking klager de mogelijkheid heeft ontnomen zijn zegje te doen bij de rechtbank tijdens de comparitie van partijen;
c. weigert de door klager gestelde vragen te beantwoorden;
d. ten onrechte heeft geschreven dat klager geen overleg met hem wilde;
e. de inhoudelijke discussie met klager uit de weg gaat;
f. een afschrift van zijn e-mail van 21 juli 2011 aan de deken heeft gestuurd, terwijl de deken had aangegeven dat voor hem geen rol meer was weggelegd;
g. de inhoudelijke procedure voor klager niet goed heeft gevoerd.
3.3 In het verzet heeft klager – zakelijk weergegeven – het volgende gesteld. De klachten uit zijn brief van 16 augustus 2011 zijn niet door de plaatsvervangend voorzitter beoordeeld. Bovendien zijn de feiten door de plaatsvervangend voorzitter onjuist dan wel onvolledig weergegeven. Klager is het met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter oneens daar verweerder zich zonder onderling overleg heeft teruggetrokken uit de civiele zaak en klagers belangen niet heeft behartigd daar hij een totaal verkeerde concept conclusie heeft opgesteld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 In het verzet heeft klager als bezwaar aangevoerd dat de plaatsvervangend voorzitter niet alle volgens klager van belang zijnde feiten heeft vermeld.
De raad oordeelt hieromtrent dat de plaatsvervangend voorzitter niet gehouden is om bij zijn beslissing alle uit het dossier blijkende feiten te vermelden. De plaatsvervangend voorzitter kan volstaan met vermelding van de feiten, die naar haar oordeel voor de beslissing van belang zijn.
Bij haar opsomming van de feiten heeft de plaatsvervangend voorzitter naar het oordeel van de raad geen relevante feiten onvermeld gelaten of onjuist weergegeven..
5.2 Aangaande het bezwaar van klager dat de plaatsvervangend voorzitter de klachten uit zijn brief van 16 augustus 2011 niet heeft beoordeeld oordeelt de raad als volgt.
Gezien het dossier heeft de plaatsvervangend voorzitter de klachten uit klagers brief van 16 augustus 2011 kennelijk samengevat in klachtonderdeel g zoals het hiervoor is vermeld. Klagers brief van 16 augustus 2011 behelst immers (vrijwel) uitsluitend bezwaren van klager tegen de inhoud van de door verweerder opgestelde stukken en de door verweerder gegeven beoordeling van de kansen en risico’s van klagers zaak. De brief behelst aldus bezwaren tegen de inhoudelijke behandeling door verweerder van klagers zaak.
Ter zitting heeft klager verklaard er begrip voor te hebben dat de plaatsvervangend voorzitter de met klachtonderdeel g een samenvatting heeft gegeven van de bezwaren in zijn brief van 16 augustus 2011.
Voorts heeft de plaatsvervangend voorzitter klachtonderdeel g – tezamen met de overige klachtonderdelen – beoordeeld.
5.3 Voor het overige heeft klager in het verzet zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd en is klager het niet eens met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter.
5.4 De raad onderschrijft de bezwaren van klager niet. De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.2 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.5 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met haar beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne.
5.6 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.