Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3922

Zaaknummer

R. 4013/12.147

Inhoudsindicatie

Hoewel het voorstel van verweerder niet gebruikelijk is, kan niet worden vastgesteld dat het voorstel van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden gekwalificeerd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat het advies van de advocaat evident onjuist is. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde voor Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 20 augustus 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft voor klager opgetreden in een civielrechtelijke procedure tegen de voormalig echtgenote van klager. Verweerder heeft namens klager een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank ’s-Gravenhage strekkende tot nihilstelling partneralimentatie.

1.2    Bij beschikking van 22 februari 2011 van de Rechtbank ’s-Gravenhage is beslist dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

1.3    Klager heeft een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur, hierna “de geschillencommissie”. Het geschil betrof de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat ter zake van een familierechtelijk geschil en de door de klager gevorderde schadevergoeding.

1.4    Bij e-mail bericht van 21 april 2011 heeft verweerder klager een voorstel gedaan, inhoudende dat hij bereid is met klagers nieuwe advocaat over de kwestie te spreken. Verweerder heeft daarbij voorgesteld dat als verweerder gelijk krijgt klager zijn rekening betaalt, vermeerderd met € 500,00 en als klager gelijk krijgt verweerder de declaraties met een bedrag van € 1.000,00 zal crediteren.

1.5    Op 21 oktober 2011 heeft de geschillencommissie de klacht van klager inzake het gebrek aan, althans gebrekkige, communicatie gegrond verklaard. De geschillencommissie heeft de declaratie van verweerder gematigd met (een reeds door verweerder aangeboden) bedrag van € 500,00.

1.6    Bij e-mail bericht van 21 maart 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a.    klager een voorstel betreffende betalingen heeft gedaan, zoals verwoordt in zijn e-mail bericht van 21 april 2011;

b.    klager een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven betreffende een mogelijke veroordeling van de wederpartij in de kosten van de procedure;

c.    de vertrouwelijkheid van andere cliënten heeft geschonden door klager e-mail berichten te sturen met vertrouwelijke informatie betreffende deze cliënten;

d.    klager zonder enige onderbouwing of bewijs heeft beschuldigd van oplichterij;

e.    geen gevolg geeft aan een bindende uitspraak van de geschillencommissie;

f.    het bindend advies van de geschillencommissie niet erkent;

g.    weigert een creditfactuur te betalen.

 

3    BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdeel a

3.1    Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas worden overwogen en opgelegd, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

3.2    Het  stond klager vrij het voorstel van verweerder, zoals verwoord in zijn e-mail bericht van 21 april 2012 af te wijzen, te accepteren of naar aanleiding daarvan overleg met hem te voeren. Hoewel het voorstel van verweerder niet gebruikelijk is, kan niet worden vastgesteld dat het voorstel van verweerder als tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden gekwalificeerd.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3    Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om de inhoud van een door een advocaat gegeven advies te beoordelen. Slechts indien een gegeven advies evident onjuist blijkt, kan de advocaat hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit laatste kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4    Indien en voor zover er sprake is van schending van vertrouwelijke gegevens van andere cliënten van verweerder dan klager, is klager daardoor niet rechtstreeks in zijn belang geschaad. De eventuele schending van de vertrouwelijkheid raakt niet klager, maar de betreffende cliënt(en).

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5    Op basis van de stukken kan worden afgeleid dat verweerder met zijn opmerking in zijn faxbrief van 10 januari 2012 aan de geschillencommissie doelde op het ten onrechte door klager vragen van een restitutie. Verweerder heeft in het kader van het onderzoek van de deken gesteld dat klager heeft geprobeerd om van hem een dubbele betaling van een creditnota te ontvangen. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat verweerder de betreffende beschuldiging zonder enige onderbouwing dan wel bewijs heeft geuit. Dit laat onverlet dat verweerder er beter aan had gedaan zich in andere bewoordingen over zijn standpunt uit te drukken. Gelet op de achtergrond waartegen verweerder de betreffende beschuldiging heeft geuit, een geschil tussen hem en klager bij de geschillencommissie, leidt dit niet tot de vaststelling dat verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.6    Uit de stukken volgt dat verweerder de geschillencommissie heeft gevraagd op grond waarvan zij na de uitspraak nog bevoegd zou zijn te bemiddelen of te interveniëren. Een dergelijke vraag kan niet worden gelijkgesteld met het verwijt van klager dat verweerder niet mee zou werken aan het bindend advies van de geschillencommissie.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

3.7    Nu deze klacht niet is toegelicht of onderbouwd en de juistheid van de stelling ook overigens niet kan worden vastgesteld, faalt deze.

Ten aanzien van klachtonderdeel g

3.8    Uit de stukken volgt dat klager hetgeen verweerder oorspronkelijk aan hem heeft gedeclareerd (€ 2.884,17) nooit heeft voldaan. Niet valt in te zien dat verweerder een bedrag aan klager zou moeten restitueren, nu hij de creditdeclaratie in mindering heeft gebracht op voornoemd bedrag en dat klager dit bedrag (€ 2.492,12) in depot heeft gestort bij de geschillencommissie. Van dit bedrag heeft klager conform het bindend advies van de geschillencommissie een bedrag van € 500,00 gerestitueerd gekregen.

3.9    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a, b, d tot en met g kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a, b, d tot en met g als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 18 september 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 september 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.