Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3528
Zaaknummer
12-117
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder zonder toestemming van klager een schikkingsvoorstel naar de wederpartij heeft gezonden, dat vervolgens door de wederpartij is geaccepteerd. Ongegrond. Niet onaannemelijk dat klager daadwerkelijk aan verweerder toestemming heeft gegeven voor verzending van de brief. Niet komen vast te staan dat verweerder het schikkingsvoorstel zonder toestemming van klager heeft verzonden.
Uitspraak
Beslissing van 19 november 2012
in de zaak 12-117
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 13 juni 2012, kenmerk 1112-9154LB/SD, door de raad ontvangen op 15 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Hij heeft in een brief van 3 oktober 2012 aan de raad laten weten dat hij afzag van verschijning. De hoofdreden daarvoor was gelegen in de omstandigheid dat hij waarschijnlijk binnen een maand een kleine ingreep aan het hart zou moeten ondergaan en dat spanning tot op dat moment ongewenst was. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft in april 2007 een overeenkomst gesloten met aannemersbedrijf [P] voor de verbouwing van zijn tandartsenpraktijk. In september 2009 heeft hij zich tot verweerder gewend in verband met een geschil met [P], aanvankelijk alleen over de meerwerkfacturen van [P], het aantal uren en de kwaliteit van het schilderwerk. Later, eind 2009 of begin 2010, kwam daar bij de vordering van klager op [P] van de helft van de kosten van de hierna onder 2.3 genoemde arbitrage.
2.3 Klager had ook een geschil met de betrokken architect. In zijn optiek, en ook in de optiek van [P], had het werk als gevolg van tekortkomingen van de architect aanzienlijke vertraging opgelopen en had [P] diverse meerwerken moeten uitvoeren. Klager en [P] zijn in het geschil met de architect samen opgetrokken. In een vaststellingsovereenkomst van 6 december 2007 hebben zij vastgelegd dat zij samen zouden proberen de door hen geleden schade op de architect te verhalen en de daarmee gemoeide kosten gelijkelijk te dragen. Voorts zijn zij daarbij overeengekomen dat zij afzien van hun recht om de door hen gemaakte kosten en geleden schade op elkaar te verhalen, ongeacht de uitkomst van een uiteindelijke juridische procedure tegen de architect in dit kader. In de door de architect tegen klager gevoerde arbitrage-procedure is klager bij arbitraal vonnis van 13 oktober 2010 in het ongelijk gesteld. Klager had de kosten van die procedure in zijn geheel voorgeschoten.
2.4 Bij aanvaarding van de opdracht van klager op 11 september 2009 heeft verweerder een conceptbrief aan [P] opgesteld. Daarna is klager alsnog met [P] in gesprek gekomen over een nadere verantwoording door [P] van het gefactureerde meerwerk. Dat overleg leidde niet tot de door klager gewenste terugbetaling door [P] van het zijns inziens teveel in rekening gebrachte (klager had de facturen al wel betaald, zonder voorbehoud te maken).
2.5 Hierop heeft klager bij brief van 14 december 2009 aan verweerder verzocht na te gaan of [P] alsnog tot een gespecificeerde verantwoording gedwongen kon worden. In dat verband kwam voornoemde vaststellingsovereenkomst tussen klager en [P] ter tafel. In de daarop volgende maanden is verweerder doende geweest om samen met klager de hoogte van de vordering te bepalen alsmede een strategie te ontwikkelen om [P] in minnelijk overleg te bewegen tot een redelijk aanbod. Daartoe heeft verweerder op 5 februari 2010 een gesprek met [P] gevoerd, in maart en april 2010 met klager gezocht naar consensus over hetgeen nader aan [P] zou kunnen worden voorgesteld, en bij brief d.d. 10 mei 2010 een voorstel aan [P] toegezonden. [P] heeft daarop niet gereageerd. Verder overleg van verweerder en klager heeft geresulteerd in een voorstel van verweerder zoals vervat in zijn mail aan klager van 15 juni 2010.
2.6 Verweerder koos er voor om eerst verder te onderhandelen over betaling door [P] van de factuur van de schilder, en na akkoord op dat punt een procedure te starten tot betaling van de helft van de kosten van de advocaat voor de arbitrage. Blijkens zijn reactie per mail van 16 juni 2010 zag klager liever dat verweerder eerst die 50% advocaatkosten zou innen.
2.7 Blijkens zijn toelichting ter zitting van de raad heeft verweerder daarop telefonisch contact opgenomen met klager en hem toegelicht dat het niet raadzaam was om eerst te sommeren tot betaling van de advocaatkosten omdat daarmee de onderhandelingsbereidheid van [P] op het andere punt gefrustreerd zou worden. Bovendien stond het recht op de bijdrage in de advocaatkosten op grond van de vaststellingsovereenkomst op zichzelf al vast. Klager zou zich beraden.
2.8 Op 25 juni 2010 heeft verweerder zijn voorstel zoals vervat in de mail van 15 juni 2010 aan [P] doen uitgaan, met kopie aan klager. Bij dat voorstel was een verklaring gevoegd dat klager na betaling van de factuur ter zake van het schilderwerk [P] zou vrijwaren van verdere aanspraken met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst. Zoals vermeld in die brief maakte verdeling van de advocaatkosten geen deel uit van het voorstel. Zodra klager terug zou zijn van vakantie zou verweerder aan hem voorleggen of er voor hem redenen waren om de aanspraak op betaling van de helft van de advocaatkosten te matigen.
2.9 [P] heeft voormeld voorstel op 1 juli 2010 voor akkoord ondertekend.
2.10 Bij brief van 26 oktober 2011 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder toestemming van klager een schikkingsvoorstel naar de wederpartij heeft gezonden, dat vervolgens door de wederpartij is geaccepteerd.
4 VERWEER
Verweerder heeft tot zijn verweer naar voren gebracht dat klager telefonisch aan een van zijn secretaresses heeft laten weten alsnog in te stemmen met verzending van het door hem geconcipieerde voorstel aan [P]. Hij heeft daarvan een telefoonnotitie op zijn bureau aangetroffen. Hij heeft die notitie niet terug kunnen vinden.
Klager was ten tijde van de verzending van het voorstel voor een korte vakantie afwezig. Die vakantie duurde ongeveer anderhalve week. Het signaal van klager dat hij ontevreden was met de uitkomst van de onderhandelingen bereikte hem pas half augustus 2010.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft geen reden er aan te twijfelen dat, ook al heeft klager dat gesprek niet genoemd, het door verweerder gememoreerde telefoongesprek naar aanleiding van de mail van klager van 16 juni 2010 heeft plaats gevonden, en dat toen is afgesproken dat klager zich zou beraden. Een zodanig telefoongesprek past geheel in de lijn van frequente mail- en telefooncontacten in de voorafgegane maanden waarin klager en verweerder informatie, stellingnames en mogelijke voorstellen uitwisselden.
Op zichzelf is – ook achteraf nog - de toen door verweerder voorgestane strategie, tegen de achtergrond van de vaststellingsovereenkomst tussen klager en [P], de omstandigheid dat klager de meerwerkfacturen van [P] en de nota van de advocaat reeds had voldaan en de omstandigheid dat [P] er financieel niet goed voorstond, voor zover de raad dat met beperkte kennis van het dossier kan beoordelen, niet onbegrijpelijk. Daarom acht de raad het zeer wel denkbaar dat klager na voornoemd telefoongesprek zijn aanvankelijke bezwaar tegen het voorstel van verweerder van 15 juni 2010 heeft laten varen.
De raad acht het, gezien de korte duur van klagers vakantie toen, aannemelijk dat klager begin juli 2010 kennis heeft kunnen nemen van de brief van verweerder aan [P] van 25 juni 2010 en diens akkoord daarop van 1 juli 2010. Het ligt voor de hand dat hij, wanneer hij (zoals hij stelt) bezwaar had tegen verzending van dat voorstel aan [P], direct nadat hij van de verzending op de hoogte was gekomen zijn bezwaar aan verweerder kenbaar had gemaakt. Dat heeft hij niet gedaan, terwijl het er voor moet worden gehouden dat hij dat wel had kunnen doen. Op grond van het uitblijven van dat (tijdige) bezwaar acht de raad het niet onaannemelijk dat klager daadwerkelijk aan verweerder toestemming heeft gegeven voor verzending van de brief. De raad komt dan ook tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat verweerder het schikkingsvoorstel zonder toestemming van klager heeft verzonden, zodat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, A.T. Bolt, H. Dulack en H.J.P. Robers, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de raad van 19 november 2012.
griffier voorzitter