Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3396

Zaaknummer

12-019A

Inhoudsindicatie

Van een advocaat kan redelijkerwijze niet worden verwacht dat hij ook processtukken uit een andere zaak opvraagt en aan zijn cliënt opstuurt, ook al houdt die andere zaak verband met de eigen zaak van cliënt. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 30 oktober 2012

in de zaak 12-019A     

naar aanleiding van de klacht van

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 januari 2011, de raad begrijpt 12 januari 2012, met kenmerk 0809-716 K, door de raad ontvangen op 13 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juli 2012. Zowel klaagster als verweerder zijn na voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 54 in de in die brief genoemde inventarislijst;

- het proces-verbaal van de zitting van 25 juli 2012;

- het faxbericht van verweerder aan de raad van 20 juli 2012.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een procedure waarbij klaagster tezamen met overige partijen was gedagvaard om ondermeer tot verdeling van een nalatenschap te komen. Overige gedaagden werden bijgestaan door andere advocaten dan verweerder. De procedure is gestart bij dagvaarding van 13 december 2004 en bij eindvonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2008 zijn de vorderingen tegen klaagster alle afgewezen.

2.2 Bij faxbericht van 7 maart 2007 heeft klaagster verweerder meegedeeld dat zij in 2006 reeds vier maal was verhuisd. In reactie daarop heeft verweerder aan klaagster bij brief van 15 maart 2007 gevraagd of klaagster bepaalde correspondentie wel had ontvangen.

2.3 Op 18 mei 2009 is tussen klaagster en verweerder ten kantore van verweerder een bespreking gevoerd. Daaraan voorafgaand heeft verweerder klaagster per faxbericht van 4 mei 2009 de processtukken uit het volledige procesdossier opgesomd en klaagster geïnformeerd omtrent het feit dat hij enkel over de processtukken beschikte die betrekking hadden op de eigen zaak van klaagster en niet beschikte over de processtukken die betrekking hadden op de zaak tussen klaagsters wederpartij(en) en overige gedaagden. Tevens heeft verweerder in genoemde fax de suggestie aan klaagster gedaan dat zij zelf op het kantoor van de advocaat van de eisende partij(en) de processtukken zou afhalen.

2.4 Na de bespreking op 18 mei 2009 heeft klaagster zich gemeld op het kantoor van de advocaat van de eisende partijen maar heeft de stukken niet meegekregen.

2.5 In antwoord op een brief van klaagster aan verweerder van 29 mei 2009 heeft verweerder klaagster bij brief van 4 juni 2009 ondermeer bericht dat klaagster in het verleden allerlei stukken is kwijtgeraakt en dat hij er niet meer aan begint keer op keer stukken (de raad begrijpt stukken uit het eigen procesdossier van klaagster) te kopiëren en andermaal toe te sturen. Tevens heeft hij bevestigd niet gehouden te zijn allerlei stukken (de raad begrijpt stukken niet betrekking hebbend op de eigen zaak van klaagster) op te vragen en door te sturen.

2.6 Bij brief van 22 december 2009 heeft de deken klaagster een kopie gezonden van de door klaagster gevraagde ‘antwoordakte vermindering eis’ als bedoeld in haar brief van 29 mei 2009 aan verweerder.

2.7 Een bemiddelingspoging van de deken teneinde overige stukken in het bezit te stellen van klaagster is mislukt.

2.8 Bij brief van 24 november 2010 heeft de deken aan klaagster ondermeer uitgelegd wat onder het begrip ‘procesdossier’ dient te worden verstaan.

2.9 Op verzoek van de deken heeft verweerder bij brief van 23 december 2010 uitgebreid verslag gedaan niet alleen wat betreft de achtergronden van de procedure die hij voor klaagster heeft gevoerd maar ook een uiteenzetting gegeven van de met klaagster gevoerde correspondentie gedurende de periode 2006 – 2008. Klaagster heeft een afschrift van die brief ontvangen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klaagster niet, althans niet voldoende, op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de procedure, geen aandacht heeft besteed aan het gedeelte van de procedure dat betrekking had op de nalatenschap van klaagsters zuster en dat hij niet alle relevante stukken heeft doorgestuurd;

b) verweerder gebrekkig heeft gecommuniceerd over het ophalen van een doos met stukken zodat klaagster tevergeefs is afgereisd per auto naar Haarlem en tevens dat verweerder in 2006 een aantal stukken heeft vernietigd zonder klaagster daarover te hebben geïnformeerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad kan klaagster niet volgen in haar verwijt dat verweerder haar onvoldoende van het verloop van de procedure op de hoogte heeft gehouden. Verweerder heeft bij brief van 23 december 2010 uitgebreid en minutieus aan de deken verslag gedaan omtrent zijn communicatie met klaagster. Afschrift van die brief is tevens aan klaagster verzonden en klaagster heeft -hoewel zij daartoe door de deken in de gelegenheid is gesteld- de inhoud van de brief niet althans onvoldoende betwist. De raad gaat er dan ook van uit dat het relaas van verweerder in de brief omtrent de communicatie juist is. Bovendien heeft de raad geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat hetgeen verweerder heeft geschreven aan de deken niet juist zou zijn. Kortom, verweerder is niet tekort geschoten in zijn informatieplicht jegens klaagster.

5.2 Genoegzaam is komen vast te staan dat verweerder de processtukken die betrekking hadden op de zaak tussen klaagster (en klaagster alleen) en de wederpartij aan klaagster heeft toegestuurd. Daar waar nog onduidelijkheid bestond over de vraag of bepaalde stukken nu wel of niet door klaagster waren ontvangen heeft de deken de betreffende stukken nagestuurd. De informatieplicht van verweerder gaat evenwel niet zover dat hij als advocaat van klaagster ook de volledige procesdossiers die zien op de andere procedures namelijk die tussen klaagsters wederpartij en de overige 7 gedaagden opvraagt en doorstuurt naar klaagster. Het verwijt op dit punt aan het adres van verweerder is dan ook ongegrond.

5.3 Klachtonderdeel a) faalt derhalve.

 Ad klachtonderdeel b)

5.4 De raad ziet niet in dat verweerder kan worden verweten dat klaagster niet in het bezit is gekomen van een doos met stukken. De raad begrijpt dat het gaat om stukken die niet zien op de eigen procedure van klaagster en verweerder dus ook geen eigen verplichting had deze op te vragen en ter beschikking te stellen aan klaagster. Het is en blijft derhalve de eigen verantwoordelijkheid van klaagster de verlangde stukken in haar bezit te krijgen. De raad merkt nog op dat zowel verweerder als de deken klaagster uitgenodigd hebben de stukken af te halen dan wel op haar kosten op te sturen op welke uitnodigingen klaagster niet is ingegaan hetgeen bezwaarlijk verweerder kan worden verweten.

5.5 Dat bepaalde stukken door verweerder zouden zijn vernietigd is niet komen vast te staan en mist derhalve feitelijke grondslag.

5.6 Ook klachtonderdeel b) faalt.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. mrs. A. de Groot, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2012.

griffier    voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl