Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3305

Zaaknummer

B 47-2012

Inhoudsindicatie

Essentie:

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient de schijn te vermijden dat gebruik kan worden gemaakt van gegevens die door een cliënt in een andere zaak zijn verstrekt. Deze gedragsregel geldt in beginsel voor de desbetreffende voormalige cliënt. Zaak had betrekking op persoonlijke omstandigheden van de voormalige cliënte van de kantoorgenoot van verweerder. Verweerder had uit die omstandigheden de conclusie behoren te trekken dat het hem niet vrij stond tegen klaagster op te treden. Verweerder had de schijn dienen te vermijden dat hij kon beschikken over vertrouwelijke informatie uit een eerdere procedure die tegen klaagster gebruikt kon worden.

Inhoudsindicatie

Ook al heeft een advocaat advies ingewonnen bij het bureau van de orde van advocaten, hij blijft zelf verantwoordelijk voor tuchtrechtelijke afweging. Gelet op inhoud van door het bureau van de orde gegeven advies geen maatregel.

Inhoudsindicatie

Gegrond; geen maatregel

Uitspraak

naar aanleiding van de klacht van:

A

 

klaagster

gemachtigde:

B,

 

                  

tegen:

 

C

                                        verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 13 februari 2012 met kenmerk K 11/12-034, door de raad ontvangen op 14 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2012 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 13 februari 2012, met bijlagen.

 

 

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     De heer X, cliënt van verweerder, is gehuwd geweest met de dochter van klaagster. Tussen de heer X en de dochter van klaagster is in 2009 de echtscheiding uitgesproken. De dochter van klaagster is in eerste instantie met haar kinderen zelfstandig gaan wonen. Vanwege een verslechterende gezondheidssituatie is de dochter van klaagster na enige tijd bij klaagster in huis gaan wonen. Klaagster heeft de zorg over de kinderen toen grotendeels op zich genomen.

2.2     In de periode van eind 2010 tot en met februari 2011 heeft tussen de dochter van klaagster en de heer X een procedure plaatsgevonden over de verdeling en de uitvoering van de zorg- en opvoedtaken met betrekking tot de kinderen van partijen. De dochter van klaagster werd in deze procedure bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. Omdat de dochter van klaagster tijdens deze procedure al in zeer slechte gezondheid verkeerde, is klaagster zeer nauw bij deze procedure betrokken geweest. De dochter van klaagster is in februari 2011 overleden.

2.3     Na het overlijden van de dochter van klaagster zijn de kinderen bij de heer X gaan wonen. Klaagster had zeer regelmatig contact met haar kleinkinderen. De kinderen verbleven één weekend per veertien dagen bij klaagster. Sinds oktober 2011 belemmerde de heer X de omgang tussen klaagster en haar kleinkinderen, waarna klaagster de rechtbank heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen. In deze procedure staat verweerder de heer X bij.

2.4     Verweerder heeft medio december 2011 telefonisch aan de stafjuriste van het bureau van de raad van toezicht de vraag voorgelegd of er bezwaren bestonden tegen zijn optreden voorde heer X. Zij heeft hierop namens de deken aangegeven, dat haars inziens hiertegen geen bezwaren bestonden.

2.5     De gemachtigde van klaagster heeft bij brief van 22 december 2011 bij de deken een klacht ingediend over het optreden van verweerder. De stafjuriste van de raad van toezicht heeft klaagster bij brief van 5 januari 2012 bericht dat zij in december 2011 namens de deken desgevraagd aan verweerder had bericht geen bezwaren te zien tegen diens optreden voor de wederpartij van klaagster. Zij berichtte voorts dat in de brief van 22 december 2011 geen feiten stonden vermeld die de deken tot een ander dan het reeds ingenomen standpunt brachten. Zij verzocht te berichten of klaagster de klacht wenste in te trekken dan wel wenste voor te leggen aan de raad van discipline.

2.6     De gemachtigde van klaagster heeft de stafjuriste van de raad van toezicht bij brief van 10 januari 2012 namens zijn cliënte verzocht de klacht aan de raad van discipline voor te leggen. Verweerder heeft desgevraagd bij brief van 19 januari 2012 aan de stafjurist bericht dat er in de brief van de gemachtigde van klaagster van 22 december onder het kopje “algemeen” geen onjuistheden staan.

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in de procedure van klaagster ter zake een omgangsregeling met haar kleinkinderen op te treden voor de heer X, terwijl een kantoorgenoot van klager eerder in de echtscheidingsprocedure van de dochter van klaagster tegen de heer X is opgetreden voor de dochter van klaagster.

Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2     De procedure betreffende de omgang tussen de cliënt van verweerder en zijn kinderen en de procedure betreffende de omgang tussen klaagster en haar kleinkinderen hangen nauw met elkaar samen.

3.3     Verweerder, dan wel zijn kantoorgenoot, beschikken over informatie die de dochter van klaagster destijds in vertrouwen aan de kantoorgenoot van verweerder, als haar advocaat heeft verstrekt. Deze vertrouwelijke informatie heeft, gelet op de aard van de kwesties, met name betrekking op de kinderen. Deze informatie is vertrouwelijk en dient vertrouwelijk te blijven, ook na het overlijden van de dochter van klaagster. Deze vertrouwelijkheid is niet langer gegarandeerd als verweerder optreedt voor de ex-echtgenoot van de dochter van klaagster, aangezien verweerder over deze informatie kan beschikken. Aldus is er sprake van een tegenstrijdig belang. De belangen van klaagster worden ernstig geschaad, indien verweerder voor de ex-echtgenoot van de dochter van klaagster blijft optreden.

 

4                VERWEER

4.1     Verweerder had zelf ook twijfels en heeft daarom contact opgenomen met het bureau van de orde van advocaten. Noch de stafjuriste noch verweerder zagen juridische belemmeringen om de zaak tegen klaagster in behandeling te nemen.

4.2     Verweerder heeft geen stukken opgevraagd bij de voorgaande advocaat in eerdere procedures van zijn cliënt. Hij heeft de zaak in behandeling genomen op basis van het door zijn cliënt aan hem overhandigde verzoekschrift van klaagster. Verweerder beschikt niet over vertrouwelijke informatie van de dochter van klaagster.

 

5                BEOORDELING

5.1     De raad stelt voorop dat de regel dat een rechtzoekende erop mag en moet kunnen vertrouwen dat zijn advocaat of één van diens kantoorgenoten niet ook de tegenstrijdige belangen van zijn tegenpartij partij behartigt of in een later stadium gaat behartigen, ook niet als de rechtzoekende intussen geen cliënt meer is van het kantoor. Ook overigens dient een advocaat uitermate voorzichtig te zijn dat zich geen belangenconflicten zullen kunnen voordoen.

5.2     Hoewel klaagster in de eerder procedure tegen de heer X, geen directe procespartij was, was zij hierj nauw bij betrokken aangezien haar dochter ernstig ziek was en klaagster de directe zorg van de kinderen van haar dochter en de heer X op zich had genomen. De procedure tussen de heer X en de dochter van klaagster had ondermeer betrekking op de omgang tussen de heer X en diens kinderen. In deze procedure trad een kantoorgenoot van verweerder voor dochter van klaagster op. Deze kantoorgenoot kan vertrouwelijke informatie hebben verkreen die ook van belang kan zijn voor de onderhavige procedure tussen klaagster en de heer X. Door de dood van de dochter van klaagster is de regeling betreffende het gezag over en de omgang met de kinderen gewijzigd. Toen de heer X klaagster, na een aanvankelijke omgangsregeling tussen klaagster en haar kleinkinderen, verdere omgang met haar kleinkinderen weigerde, heeft klaagster een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling bij de rechtbank ingediend. 

5.3     Verweerder had de schijn dienen te vermijden dat hij kon beschikken over vertrouwelijke informatie uit een eerdere procedure die tegen klaagster gebruikt kon worden. Verweerder had moeten concluderen  dat het hem niet vrijstond om als advocaat van de wederpartij van klaagster op te treden.   

5.4.    De omstandigheid dat verweerder telefonisch overleg heeft gevoerd net de stafjuriste van het bureau van de orde van advocaten, die hem mededeelde geen belemmeringen tegen zijn optreden te zien, ontslaat verweerder niet van zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn handelen. Verweerder diende zijn beslissing tuchtrechtelijk af te wegen en draagt hiervoor tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid.

5.5     Op grond van het bovenstaande komt de raad tot de conclusie dat dat de klacht gegrond dient te worden verklaard

.

6                MAATREGEL

Gelet op de omstandigheid dat verweerder contact heeft opgenomen met het bureau van de orde van advocaten en gelet op de inhoud van het aan verweerder gegeven advies, acht de raad het opleggen van een maatregel niet geboden.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht gegrond, doch legt ter zake geen maatregel aan verweerder op.

 

 

Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen , voorzitter, mrs. J.C van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl