Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2493

Zaaknummer

11-231A

Inhoudsindicatie

 Verzetzaak.

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat, inhoudend dat deze om verschillende redenen de haar toevertrouwde zaak niet met zorg heeft behandeld en zich grievend tegen klaagster heeft geuit. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 Beslissing van 27 februari 2012

in de zaak 11-231A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 juli 2011 op de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 juli 2011 met kenmerk GK/PK/pdj 1011-551, door de raad ontvangen op 15 juli 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 27 juli 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 27 juli 2011 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 28 juli 2011 door de raad ontvangen op 1 augustus 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 december 2011 in aanwezigheid van mr. M.J. van Essen namens verweerster. Klaagster en verweerster waren met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

  de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klaagster d.d. 28 juli 2011.

2 FEITEN

2.1 Voor de vaststelling van de feiten – voor zover relevant voor deze beslissing – verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Het verzetschrift bevat geen gronden die nopen tot aanvulling of wijziging in de vaststelling van de feiten. In het verzetschrift wordt weliswaar aangevoerd dat de voorzitter onder punt 2 van zijn beslissing de feiten onjuist weergeeft: klaagster stelt dat zij zich tot verweerster heeft gewend met een verzoek tot aansprakelijkstelling van de Staat op grond van een uithuisplaatsing door de officier van justitie zonder de daartoe benodigde bevoegdheden. De plaatsvervangend voorzitter heeft dit in zijn beslissing echter niet miskend. Hij spreekt immers over een verzoek tot aansprakelijkstelling van Bureau Jeugdzorg of de Staat der Nederlanden en noemt bij de gronden voor de aansprakelijkstelling in ieder geval ook de uithuisplaatsing. Uit stukken volgt overigens dat een vordering tot schadevergoeding tegen Bureau Jeugdzorg in ieder geval mede aan de orde is geweest in de gesprekken tussen klaagster en verweerster.

2.2 Bij brief van 1 maart 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de belangen van klaagster niet goed te behartigen, in het bijzonder doordat verweerster:

a) nimmer aan klaagster een bevestiging heeft toegezonden van de door de Raad voor Rechtsbijstand verleende toevoeging;

b) haar nimmer een opdrachtbevestiging heeft gezonden en haar voorts niet heeft bericht of haar kantoor is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur;

c) tegen de wil van klaagster contact heeft opgenomen met de Raad voor de Kinderbescherming, de politie en het Openbaar Ministerie over de zaak van klaagster;

d) klaagster heeft beledigd door haar te vergelijken met de moeder van Savannah, een meisje dat door haar moeder is vermoord en in een kofferbak is gelegd;

e) onvoldoende blijk heeft gegeven van deskundigheid door aan klaagster te berichten dat de verkrachtingszaak van haar toen minderjarige zoon zou zijn verjaard, terwijl dit geenszins het geval is;

f) absolute minachting zou hebben getoond voor een minderjarig zedenslachtoffer;

g) de opdracht tot dienstverlening heeft aanvaard terwijl zij het voeren van een procedure voor klaagster niet zag zitten;

h) haar heeft gedreigd verder te gaan met de procedure en haar zoon vast te laten zetten;

i) een grotere betrokkenheid heeft getoond voor de daders van een misdrijf in plaats van voor de slachtoffers, die zij als advocaat bijstond.

3.2 De gronden van het verzet houden, naast het onder 2.1 al besproken punt, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klachten ten onrechte ongegrond heeft geacht, en meer in het bijzonder dat:

-  klaagster de bijlagen bij de onder 1.1 bedoelde brief niet heeft ontvangen en daarom niet kan controleren of het dossier van de raad volledig is;

- de plaatsvervangend voorzitter blijk heeft gegeven van een denigrerende toon en

         vooringenomenheid jegens klaagster.

4 VERWEER

4.1 Verweerster sluit zich aan bij het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en bestrijdt voorts inhoudelijk de stellingen in het verzetschrift van klaagster over de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter.

5 BEOORDELING

5.1 Klaagster heeft van de raad van discipline een compleet dossier ontvangen, zodat zij in staat moet worden geacht het dossier op volledigheid te controleren. Of de deken haar de bijlagen als vermeld op de inventarislijst bij zijn brief aan de raad heeft toegezonden, kan daarom bij de beoordeling van het verzet geen rol meer spelen. Overigens heeft de plaatsvervangend voorzitter, blijkens nr. 1 van zijn beslissing, alle op zaak betrekking hebbende stukken bij zijn beslissing betrokken, inclusief alle op de bewuste inventarislijst vermelde stukken, waaronder de klachtbrief van klaagster d.d. 1 maart 2011.

5.2 Voorts is de raad niet gebleken dat er een denigrerende toon of vooringenomenheid zou spreken uit de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Klaagster heeft deze stellingen ook niet onderbouwd.

5.3 Voor het overige heeft het verzet geen aanleiding gegeven tot nieuwe gezichtspunten. De raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en de gronden waarop het berust.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. de Groot, B. Roodveldt, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.