Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2624

Zaaknummer

M227-2011

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in één zaak gedurende meerdere jaren verzuimd de benodigde werkzaamheden te verrichten, is gedane toezeggingen niet nagekomen en heeft onvoldoende met klagers gecommuniceerd. Klacht gegrond; schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken.

Uitspraak

Beslissing van 26 maart 2012

in de zaak M 227-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klagers

 

gemachtigde: B

 

tegen:

 

C

 

verweerder

 

gemachtigde: D

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 23 november 2011, met kenmerk K, door

de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2012 in

aanwezigheid van gemachtigde van klagers . Verweerder noch zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

                        -   het klachtdossier;

          -   een faxbrief van 6 februari 2012 van verweerder met een verzoek om

              aanhouding.

 

1.4     De raad beslist ter zitting afwijzend op het verzoek om aanhouding.

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Klagers hebben verweerder verzocht rechtsbijstand aan hen te verlenen bij het indienen van een aanvraag om toelating in de W. Bij brief van 23 augustus 2008 heeft verweerder bevestigd de zaak in behandeling te nemen. Klagers hebben daartoe een bedrag van € 399,84 aan honorarium overgemaakt aan verweerder. Bij brief van 26 augustus 2008 heeft verweerder gemachtigde van klagers verzocht hem een kopie van de beschikking tot onderbewindstelling te doen toekomen en toegezegd op korte termijn contact op te nemen om de verdere gang van zaken te bespreken.

Klagers hebben herhaaldelijk bij verweerder gevraagd naar de stand van zaken maar kregen hierop geen reactie. Eind 2009 is gemachtigde van klagers voor overleg bij verweerder geweest omdat er geen voortgang zat in de zaak. Verweerder zegde toe dat de aanvraag op korte termijn bij de rechtbank zou worden ingediend. Op 1 januari 2010 is verweerder een samenwerking aangegaan met een andere advocaat zonder klagers hiervan op de hoogte te stellen. Klagers hebben vervolgens een advocaat ingeschakeld om tussen hen en verweerder te bemiddelen. Deze heeft meerdere keren, zowel telefonisch als schriftelijk contact gehad met verweerder die wederom toezegde het dossier op te pakken en de zaken in orde te maken. Verdere werkzaamheden bleven echter uit.

Eerst bij brieven van 4 april 2011 heeft verweerder een aantal schuldeisers aangeschreven teneinde de schuldenpositie van klagers te inventariseren. Partijen hebben op 24 augustus 2011, tijdens een bemiddelingsgesprek bij de deken, onder andere afgesproken dat verweerder de aanvraag-W uiterlijk 21 september 2011 bij de rechtbank zou indienen. Verweerder is deze afspraak wederom niet nagekomen. Op 21 september 2011 heeft hij de gemachtigde van klagers per e-mail laten weten dat de aanvraag-W de dag daarna zou worden ingediend en verzocht voor ondertekening van de verzoekschriften door klagers zorg te dragen. Dit is op 26 september 2011 gebeurd. Per e-mail van 3 oktober 2011 heeft verweerder toegezegd de aanvraag op 4 oktober 2011 te zullen indienen. Op 12 oktober 2011 hebben klagers van de rechtbank Maastricht een brief ontvangen waaruit blijkt dat de aanvraag-W op 6 oktober 2011 is ontvangen en ingeschreven, doch dat het verzoekschrift en de bijlagen niet voldoen aan de daarvoor gestelde eisen.

         Bij brief van 14 maart 2011 heeft gemachtigde van klagers zich namens

          klagers  bij de deken beklaagd over het handelen van verweerder .

 

3                KLACHT

 

          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk

          verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet als

          gevolg waarvan klagers twee en een half jaren hebben verloren bij het

           aflossen van hun schulden en zij onnodig op extra kosten zijn gejaagd.

          Meer in het bijzonder wordt verweerder verweten dat hij heeft nagelaten

          bij de rechtbank een W-aanvraag in te dienen ondanks toezeggingen

          daartoe en voorts dat hij klagers in het ongewisse heeft gelaten over

          het verloop van de aanvraag.

                       

4                VERWEER

 

Gebleken is dat het dossier onvoldoende aandacht heeft gehad. Ten tijde van de vorige maatschap van verweerder is er een medewerker aangesteld

om het dossier op orde te brengen. Deze maatschap werd op 15 oktober 2009 ontbonden. Per 1 januari 2010 is verweerder een nieuwe maatschap aangegaan. Verweerders nieuwe partner zou voor de afwikkeling van de W-zaken zorg dragen en de medewerkers van de betreffende afdeling waren bij hem in dienst. Er is in een laat stadium contact geweest met de advocaat van klagers maar die e-mail heeft verweerder niet onder ogen gehad. Helaas bleek de nieuwe kantoororganisatie niet te werken zoals daarvan mocht worden verwacht. Verweerder kon daar echter geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen. Het dossier heeft verweerder pas teruggezien nadat de samenwerking was verbroken.

 

5               BEOORDELING

 

         De advocaat dient de hem opgedragen zaken met zorgvuldigheid en

benodigde voortvarendheid te behandelen. Hij dient zijn cliënt op de hoogte te brengen en te houden van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstanden en geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk te bevestigen. De klacht zal met inachtneming van dit criterium worden beoordeeld.

 

Vast staat dat verweerder de behandeling van de zaak van klagers reeds in augustus 2008, derhalve al geruime tijd voordat hij op 1 januari 2010 een nieuwe maatschap aanging, op zich heeft genomen. Verweerder heeft niet betwist dat hij in de jaren 2009 en 2010 geen werkzaamheden in de zaak heeft verricht, dat hij de gedane toezeggingen niet is nagekomen en dat hij niet met klagers heeft gecommuniceerd. Eerst bij brieven van 4 april 2011 heeft hij een aantal schuldeisers aangeschreven. De raad stelt voorts vast dat verweerder, nadat hij de zaak al ruim twee jaren op zijn beloop had gelaten, zelfs de toezegging ten overstaan van de de deken dat hij de aanvraag uiterlijk 21 september 2011 zou indienen, niet is nagekomen. De aanvraag-W is uiteindelijk pas op 6 oktober 2011 door de rechtbank ontvangen, en was bovendien incompleet. Door de zeer trage behandeling van de zaak en het niet tijdig informeren van klagers, heeft verweerder niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht en niet de zorgvuldigheid betracht die hem betaamde. Het verweer dat verweerders partner en de medewerkers van zijn nieuwe kantoor – kort gezegd – hun werk in de zaak van klagers niet naar behoren hebben verricht, treft geen doel nu verweerder voor een adequate organisatie van zijn kantoor en de mensen die daar werken zelf verantwoordelijk is. Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad acht de klacht op alle onderdelen gegrond.

 

6.       MAATREGEL

 

6.1         Verweerder heeft in de zaak van klagers gedurende een zeer lange periode volstrekt onvoldoende voortvarend gehandeld en nagelaten met klagers te communiceren. Verweerder heeft geen argumenten aangevoerd die zijn handelen zouden kunnen rechtvaardigen. Gelet op aard en ernst van de geconstateerde verwijten, waarbij op ontoelaatbare wijze de belangen van klagers zijn veronachtzaamd en geschaad, ziet de raad aanleiding een maatregel op te leggen. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur aanzienlijk heeft geschaad.

6.2         De raad acht de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk passend en geboden. Tenslotte ziet de raad aanleiding om te bevelen dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust op grond van artikel 48 lid 3 van de Advocatenwet openbaar zal worden gemaakt.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-            verklaart de klacht op alle onderdelen gegrond;

-            legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de

       praktijk voor de duur van twee weken;

-      bepaalt dat de schorsing ingaat op de veertiende dag na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing;

-      bepaalt dat de schorsing ingaat aansluitend aan en na afloop van alle eventueel voorgaande schorsingen van verweerder en dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-            beveelt dat deze beslissing en de gronden waarop zij berust zal worden

       openbaar gemaakt door aanplakking van deze uitspraak in de

advocatenkamer van het Paleis van Justitie te Maastricht en door toezending van een afschrift van deze uitspraak aan alle raden van toezicht in den lande met het verzoek van openbaarmaking op de ter plaatse gebruikelijke wijze.

 

Aldus gewezen door mr . M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2012.

 

 

griffier,                                                                        voorzitter,                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 maart 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl