Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2886

Zaaknummer

11-301A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Vermeend handelen in strijd met Gedragsregel 7 lid 4 door op te treden voor cliënt die voorheen deel uitmaakte van een maatschap waarvoor verweerder eerder zou hebben opgetreden. Niet feitelijk is komen vast te staan dat dat het geval geweest is. Echter er is ook sprake van de uitzonderingssituatie van Gedragsregel 7 lid 5 zodat optreden ook in dat geval geoorloofd was. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 juni 2012

in de zaak 11-301A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

p/a de heer mr.

klager

tegen:

De heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 oktober 2011 met kenmerk GK/PK/pdj; 1011-780, door de raad ontvangen op 20 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2012 in aan-wezigheid van klagers raadsman en verweerder. Klager is zelf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de  deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen,  zoals vermeld in de daarbij genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In 2008 heeft verweerder geadviseerd over mogelijke rechtsmaatregelen tegen collega tandartsen die patiënten van de door de heer X. en klager over-genomen tandartspraktijk middels mogelijk onrechtmatige middelen hadden 'weggekaapt'.

2.2 In 2008 heeft klager met de heer X, cliënt van verweerder, een aantal  maanden in maatschapsverband werkzaamheden verricht. Deze maatschap is per 17 oktober 2008 ontbonden door middel van een vaststellings-overeenkomst. De heer X. werd daarbij bijgestaan door een advocaat uit Den Haag.

2.3 Klager heeft thans met de heer X. een geschil dat betrekking heeft op de tandartsenmaatschap waarvan zij beiden deel uitmaakten en op de naleving van een in dat kader gesloten vaststellingsovereenkomst. De heer X. wordt in die geschillen vertegen¬woordigd door verweerder. Ook heeft verweerder op 9 mei 2011 namens de heer X. van repliek gediend in vervolg op een door de heer X zelf ingediende klacht bij het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg waarin wordt verwezen naar de genoemde vaststellings-overeenkomst.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij optreedt voor de heer X. in de bovengenoemde geschillen, terwijl hij in 2008 als advocaat ook klager, als maat in diezelfde maatschap, heeft bijgestaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht en heeft in dat kader primair gesteld dat klager nimmer zijn cliënt is geweest. Over de mogelijk tegen collega tandartsen te nemen maat¬regelen ter zake van het wegkapen van patiënten van de tandartspraktijk die de heer X. samen met klager had overgenomen, heeft hij slechts de heer X. geadviseerd. Voor zover klager daarbij aanwezig was, was dat slechts als entourage.

4.2 Subsidiair heeft verweerder aangevoerd dat, als klager wél als zijn voormalig cliënt moet worden aangemerkt, sprake is van de uitzonderingssituatie zoals omschreven in de leden 4 en 5 van Gedragsregel 7 omdat hij tijdens de in de hiervoor omschreven advisering geen vertrouwelijke informatie aangaande klager heeft verkregen of daar anderszins kennis aan heeft ontleend op grond waarvan het hem niet vrij zou staan om tegen klager als advocaat op te treden. Verweerder stelt ook dat de ontbonden maatschap in de tuchtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege geen rol speelt.

4.3 Meer subsidiair heeft verweerder aangevoerd dat, zo er al sprake zou zijn van een belangenconflict, klager zijn recht verwerkt heeft om deze klacht tegen verweerder in te dienen daar verweerder klager al geruime tijd als advocaat van de heer X. tegemoet heeft getreden en klager verweerder niet eerder van bezwaren daartegen heeft doen blijken.

 

5 BEOORDELING

5.1 Feitelijk is komen vast te staan dat in het kader van verweerders advisering in 2008 over de mogelijk tegen collega tandartsen te nemen maat¬regelen niet slechts contacten met de heer X. hebben plaatsgevonden, maar dat klager ook bij besprekingen aanwezig is geweest en klager en verweerder telefonisch contact met elkaar hebben gehad. Tevens is voor de betreffen¬de advisering een declaratie toegezonden die weliswaar naar het adres van de heer X. is gestuurd, maar die op naam gesteld is van de maatschap waartoe zowel de heer X. als klager behoorden.

5.2 In beginsel zou het verweerder op basis van Gedragsregel 7 lid 4, na voor de maatschap te hebben opgetreden, verboden zijn om daarna voor de heer X. op te treden. Feitelijk kan de raad niet vaststellen of verweerder uitsluitend voor de heer X. als advocaat heeft opgetreden, of dat hij voor de maatschap heeft opgetreden. De gang van zaken laat daarover twijfel. Dat komt in beginsel voor rekening van verweerder Alleen al daarom is naar het oordeel van de raad sprake van een minder gelukkige handelwijze van verweerder.

5.3 Veronderstellenderwijs aangenomen dat verweerder bij de advisering in 2008 wél zou hebben opgetreden voor de maatschap, waartoe zowel klager als de heer X. behoorden, geldt echter het volgende. Gedragsregel 7 lid 5 noemt een uitzonderings¬situatie in welk geval de advocaat van het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 4 kan afwijken. De vereisten daarvoor zijn cumulatief en luiden samengevat als volgt:

 a) de door de advocaat behandelde nieuwe kwestie houdt geen verband met  de kwestie die voor de voormalige cliënt werd behandeld;

 b) de advocaat beschikt niet over vertrouwelijke informatie van de voormalige  cliënt die voor de nieuwe kwestie van belang is;

 c) ook overigens is niet van redelijke bezwaren aan de zijde van de  voormalige of de huidige cliënt gebleken.

5.4 Als de onderhavige situatie tegen de genoemde vereisten wordt afgezet dan leidt dat tot de volgende conclusie. Allereerst geldt dat verweerder de heer X. thans bijstaat in een procedure bij het Regionaal Tuchtcollege. Die kwestie heeft betrekking op klagers professionele functioneren als tandarts en niet op enige maatschapskwestie. Voor zover het geschil voor het genoemde tucht-college de vaststellingsovereenkomst raakt, geldt dat verweerder niet bij de (totstandkoming van de) vaststellingsovereenkomst was betrokken. Aan het in Gedragsregel 7 lid 5 onder 1 gestelde is daarmee voldaan.

5.5 Daarnaast geldt dat er in 2008 weliswaar contactmomenten met de heer X. zijn geweest waarbij klager aanwezig is geweest, maar dat daarbij slechts gesproken is over de mogelijk tegen collega tandartsen te nemen maat-regelen, zodat noch sprake is van vertrouwelijke informatie ter zake van klager, noch van informatie die voor de thans door verweerder voor de heer X. behandelde kwestie van belang is. Klager heeft ondanks het verweer op dit aspect op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat verweerder over relevante vertrouwelijke informatie van klager beschikt. Aan het in Gedrags-regel 7 lid 5 onder 2 gestelde is derhalve ook voldaan.

5.6 Ten slotte geldt dat verweerder al geruime tijd voor de heer X. heeft opge-treden zonder dat dat tot enig bezwaar van klager heeft geleid. Uit het klacht-dossier blijkt dat verweerder ten minste op 25 mei 2010 al voor de heer X. optrad, en klager daarvan op de hoogte was geraakt, terwijl klager eerst op 18 oktober 2010 bezwaar heeft gemaakt tegen verweerders optreden. Aan verweerder is dus tot dat moment niet van redelijke bezwaren zijdens klager tegen zijn optreden voor de heer X. gebleken, zodat aan het in Gedragsregel 7 lid 5 onder 3 gestelde is voldaan. Na ontvangst van de in de brief van 18 oktober 2010 geformuleerde bezwaren van klager kon van verweerder niet worden gevergd dat hij zijn bijstand in een dermate laat stadium alsnog zou neerleggen.

5.7 Eén en ander leidt tot de conclusie dat het verweerder onder deze omstandigheden tuchtrechtelijk niet verboden is om voor de heer X. op te treden, zelfs indien hij in 2008 voor de maatschap zou hebben opgetreden.

5.8 De klacht is dan ook ongegrond.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Indien u bij de griffie van het hof een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl